Jongens zijn
kuddedieren
Moeders met zonen stellen vaak tot hun
grote ergernis vast dat deze, vooral in de puberteit, aansluiting zoeken bij groepjes die ”niet goed zijn voor hen”.
Wat zet hen hiertoe aan? Wat zien ze juist in die groepen? En waarom kiezen ze er juist de minst interessante kameraden uit?
We botsen hier dadelijk reeds op een van
de meest essentiële verschillen tussen beide geslachten, verschil dat van generatie op generatie overgaat en waar nog niet
zo snel verandering in zal komen. Rond de leeftijd van 9 à 10 jaar sluiten beide geslachten zich af voor het elkaar en zullen
er op de speelplaatsen geslachtsgebonden groepjes ontstaan. Dit gebeurt overal waar jongens en meisjes samen zijn, ook in
gemengde scholen.
Op deze leeftijd worden bij beide geslachten
de eerste seksistische kiemen gelegd. Tevoren speelden jongens en meisjes wel elk afzonderlijk, maar kon men ze toch nog zonder
al te veel problemen samenbrengen. Jongens durfden wel eens met poppen spelen, meisjes met auto's. Samen vadertje en moedertje
spelen kwam regelmatig voor. Vanaf nu is dit gedaan en willen beiden niets meer met elkaar te maken hebben. Ze gaan uit elkaar
en beginnen een eigen sociale leefwijze te ontwikkelen.
Meisjes zoeken zich een beste vriendin
uit (komen we later nog op terug), jongens sluiten aan bij een groep, soms met oudere jongens. Daarnaast zijn ze ook vaak
ingeschreven in een of andere sportvereniging, waar ze bij voorkeur een groepssport als voetbal beoefenen. Jongens leren hierdoor
van jongsaf aan in een gemeenschap leven. Dit houdt in dat ze leren compromissen sluiten, hun mening ondergeschikt maken aan
die van de groep, gehoorzamen aan een "leider", kortom, ze leren dat ze zichzelf soms op de achtergrond moeten plaatsen
om de groep niet in gevaar te brengen.
Zo’n groep bestaat meestal uit een
vaste kern en dan enkele ”losse” leden die soms ook nog tot andere groepen behoren. Deze ”meelopers”
worden meestal gebruikt om het vuile werk op te knappen en vaak zijn ze jonger dan de rest (bij meisjes worden nooit groepen
gevormd van verschillende leeftijden, bij jongens is dit courant). Soms komt het tot discussies of gevechten tussen de groepen
onderling. Iedere groep heeft ook zijn vaste verzamelplaats en er wordt streng op toegekeken dat een andere groep hier niet
binnendringt of ze inpalmt.
Nu en dan wordt ook wel eens een meisje
in de groep opgenomen. Meisjesgroepen die samen spelen zijn echter veel seksistischer en aanvaarden daarentegen nooit
jongens in hun midden, wat jongens er dan weer toe aanzet zich bij hen op te dringen door en om hen te plagen.
Jongens die niet tot een groep behoren
voelen zich niet goed in hun vel, ze zijn ”mislukt”. Hun ganse leven is er dan ook op ingesteld in een groep opgenomen
te worden, en, in een later stadium, er een hogere rang in te bereiken. Ze vinden hier immers niet enkel gezelschap, maar
ook hulp en informatie. Daarom is het voor een jongen zeer moeilijk zich er volledig buiten te houden. Niet enkel wordt hij
dan tot spot van al zijn klasgenoten (hij is een mietje, hij is asociaal...), hij is ook niet op de hoogte van het reilen
en zeilen van zijn klas, waardoor hij veel goede kansen mist en zijn sociaal leven een woestijn wordt. Onder jongens bestaat
immers geen andere manier van met elkaar omgaan.
De persoonlijke vriendschap die vrouwen
zoveel steun geeft is bij mannelijke pubers en adolescenten nauwelijks te vinden, omdat jongens die erin geïnteresseerd zijn
zo schaars zijn. Nochtans komen, in tegenstelling tot wat men vaak denkt of beweert, ook bij jongens soms hechte vriendschappen
voor. Maar in contrast met de situatie bij meisjes is deze vriendschap niet uniek. Naast hun vriend komen ze meestal nog goed
overeen met een ganse groep andere jongens, en jaloezie hieromtrent komt bij jongens niet voor (bij meisjes des te meer, 2
"beste vriendinnen" wordt er niet aanvaard).
Toetreden
tot de groep
Om in de groep opgenomen te worden moeten
de jongens zich onderwerpen aan een ”initiatieritus”. Soms moeten ze ”proeven afleggen”, maar meestal
volstaat het dat de nieuwe jongen een voldoende grote mond heeft om toegelaten te worden. In selecte groepen zoals gangs of
sportclubs komen echter echte ”toelatingsproeven” voor. Ook de ”geheime jongensclubs” organiseren
echte proeven (een sigaret roken, een kwajongensstreek uithalen...). De jongen moet dan laten zien wat hij kan en hij moet
bewijzen dat hij het lidmaatschap waard is.
Wil een jongen opklimmen in de hiërarchie
dan moet hij weer andere, moeilijker proeven afleggen. Judo en karate zijn hier de mooiste voorbeelden van, en deze sporten
kunnen dan ook gelden als een typevoorbeeld van de mannelijke denkwijze: vechten en hiërarchie.
Soms worden ook voorafgaande eisen gesteld
om tot de proeven toegelaten te worden. In gangs bvb. geraakt iedereen zomaar niet binnen. Maar in de regel wordt iedereen
die aan de basisvereisten voldoet zonder problemen toegelaten. Iemand uitsluiten zit er bij jongens niet in.
Zien ze me
wel?
Om opgenomen te worden moet men dus wind
kunnen maken en braniegedrag vertonen. Volwassen geworden zullen velen onder hen deze gewoonte nog steeds niet afgeleerd hebben.
Ook als man zijn ze vaak nog de mening toegedaan dat ze zich absoluut bij een groep moeten aansluiten als ze ergens binnen
komen waar ze niemand kennen (een café bvb.). Maar niet enkel dat. Ze zijn er ook van overtuigd dat de manier waarop ze dit
doen een onvergetelijke indruk moet nalaten en van een minimum aan panache moet blijk geven.
Eerst en vooral probeert zo'n man natuurlijk
op deze manier zijn onzekerheid te verbergen. Maar vaak ook kent hij geen andere manier om in contact te komen met zijn omgeving.
Dus zal hij proberen de aandacht te trekken. Hij kan dit doen door zich midden in een bestaande groep te gooien en het gesprek
te storen of er zich in te mengen. Hij kan dit doen door veel geld uit te geven (”een rondje voor de zaak”), of
door ruzie te zoeken. Hij kan zelfs zo ver gaan een vechtpartij uit te lokken.
Een man die in een omgeving komt waar hij
nog nooit geweest zijn zal zich dan ook vaak het hoofd breken hoe hij kan opvallen, hoe hij zich kan doen zien, hoe hij de
omgeving kan overdonderen ook. Het komt bij hem daarentegen meestal niet op zich gewoon in de gesprekken te mengen of zich
in te werken door zich nuttig te maken.
Gevolg is dat deze man zo op zichzelf geconcentreerd
is dat hij het niet opmerkt wanneer de anderen hem signalen toesturen om hem in hun midden op te nemen. Door zo opvallend
op te treden gooit hij dan ook zijn eigen ruiten in en wordt hij door de anderen (die vergeten dat ze dikwijls op dezelfde
manier zijn begonnen) meestal als een windbuil aanzien (en gemeden).
De Leider
Jongensgroepen zijn sterk hiërarchisch
gestructureerd. Overal waar jongens samen zijn ontstaat dus onmiddellijk een nieuwe ”groep”, met er onlosmakelijk
mee verbonden de strijd voor de suprematie. Wanneer een groep jongens (en mannen) gevormd wordt bestaan de eerste dagen meestal
uit niets anders dan het opstellen van de hiërarchie. Dit valt bvb. goed op bij sportkampen, waar een groep jongens die elkaar
tevoren niet kenden een ganse tijd samen gaan doorbrengen.
Deze strijd om het leiderschap gebeurt
vooral door prestaties (bvb. in de sport), door krachtmetingen (duwen en trekken) of verbaal. Jongens die na deze ”gevechten”
hiërarchisch op dezelfde hoogte staan worden meestal vrienden en trekken vaak samen op.
In elke jongensgroep komt tengevolge van
deze strijd al snel een aanvoerder bovendrijven en jongensgroepen kunnen niet zonder zo'n leider. Zijn overwicht is vooral
gebaseerd op indruk maken. Hij zal permanent proberen in het brandpunt van de belangstelling te staan. Hiertoe zal hij de
stoere uithangen, sterke verhalen vertellen, en als de jongens ouder worden moet hij ervoor zorgen als eerste een ”lief’
aan de haak te slaan. Zijn overwicht is derhalve grotendeels oraal en slechts zelden fysisch, hoewel ook uit sportprestaties
soms een zekere macht wordt gepuurd.
Een vaak gebruikte tactiek van de leider
is ook de anderen de mond snoeren, hun beweringen in vraag stellen of zelfs in twijfel trekken, kortom, hij doet alles opdat
de andere leden van de groep niet teveel op de voorgrond zouden komen.
Een constante in elke groep is ook dat
de leden elk kritisch gevoel ontberen in verband met deze leider. Hij wordt door hen echt verafgood. En dit laat hem dan weer
toe de anderen om de tuin te leiden omdat ze zich toch geen vragen stellen bij alles wat hen op de mouw gespeld wordt.
De Luitenant
Gezien iedereen toegelaten wordt als hij
aan de voorwaarden voldoet, betekent dit dat iedere nieuweling die toetreedt een bedreiging vormt voor de leider. Het risico
bestaat immers dat hij door de groep aanvaard wordt als nieuwe leider (hij bluft nog meer, hij is fysiek de sterkste...).
Iedere nieuweling wordt dan ook dadelijk ”afgetast” door de leider, hij wordt gewogen op zijn bekwaamheden. Het
gebeurt dan ook regelmatig dat er een strijd ontbrandt tussen beiden: er ontspint zich een twistgesprek tussen nieuwkomer
en oude leider, discussie waarop de anderen met belangstelling toezien.
We zien dit vaak in een klas. Wanneer een
nieuwe leerling toekomt zullen allen met hem contact zoeken om uit te maken in hoeverre hij in aanmerking komt om toegelaten
te worden. Enkel de leider houdt afstand. Hij zal in het bijzijn van de andere jongens beginnen discussieren en hij zal proberen
de nieuweling te overbluffen. Laat deze zich doen en erkent hij het leiderschap dan wordt hij op initiatief van de leider
opgenomen in de groep.
Laat hij zich niet in de hoek drummen dan
kan het zijn dat de leider voelt dat hij een sterkere tegenover zich heeft. Hij zal dan proberen vriendschap te sluiten en
”samen” zullen ze de groep regeren. De ene doet dan niets meer zonder het akkoord van de ander. Maar het kan ook
zijn dat de ander werkelijk te sterk is en geen ”gelijke” rol wil spelen. Dan komt het tot een conflict, waarbij
leden van de groep partij kiezen voor een van beiden.
Eerst komt het hierbij tot een machtsstrijd
waarbij beide leiders elkaar proberen te overtroeven. Want de oude leider voelt zeer snel aan dat de ander hem de baas is.
Jongens (en later mannen) hebben een ”ingeboren” gevoel voor machtsverschillen, Ze leven immers in een maatschappij
van machtsstrijd en om erin te kunnen overleven en meedraaien moeten ze wel speciale voelhorens ontwikkelen om de subtiele
machtsverhoudingen te leren kennen.
Kort daarna valt de groep dan meestal uiteen
in twee partijen, die elk hun leider hebben en elkaar vaak nog bevechten ook (soms fysisch, soms enkel met woorden en intimidaties).
Soms ook komen beide groepen weer samen, als de ene de macht van de ander erkent en aanvaardt diens ”luitenant”
te worden. Gebeurt dit niet dan raken al snel alle jongens in deze machtsstrijd betrokken omdat ze op een of andere wijze
verplicht worden partij te kiezen.
Staatsgrepen
Een andere manier waarop een leider zijn
plaats kwijtraakt is de staatsgreep. De leider moet er voortdurend voor beducht zijn niet van zijn voetstuk te donderen. Hij
zal er dan ook zorgvuldig voor zorgen dat hij zijn bluf nooit moet waarmaken. Want dan zou hij misschien kunnen door de mand
vallen en dan is het gedaan met zijn aanzien.
Daarom zal hij binnen de groep alleen dié
leden fysiek aanpakken waarvan hij zeker is dat hij ze baas kan. De andere leden worden enkel geïntimideerd en als er sancties
moeten genomen worden schakelt hij daarvoor de groep in. Meestal is deze sanctie de uitsluiting of een uiting van spot, zelden
een afranseling.
Moet hij om een of andere reden toch eens
eigenhandig optreden en verliest hij, dan is de ander automatisch de nieuwe leider en zullen al de leden deze zonder meer
erkennen. Ook de oude leider legt zich bij de nieuwe toestand neer.
Het kan ook gebeuren dat de leider iets
organiseert (bvb. een kwajongensstreek of een grap). Loopt deze goed af dan is zijn aanzien en macht weer versterkt, maar
als er problemen rijzen of als de groepsleden er geen plezier aan beleefden, dan staat zijn troon weer op het spel. Dan komt
er eerst gerommel en gemor in de rangen en moet hij al zijn macht aanwenden om de situatie onder controle te krijgen. De anderen
profiteren er van hun kant van zijn plaats in te nemen. Er breekt een (vaak onderhuidse) machtsstrijd uit.
Geweld
Ook onder de groepsleden zelf heerst er
een permanente machtsstrijd. Ze laten voortdurend zien hoe sterk ze zijn. Dit doen ze door elkaar te stompen, te duwen en
”speels” te slaan of zelfs te vechten. Iemand die in zo'n geval laat zien dat hij pijn heeft wordt dadelijk als
een zwakkeling gekarakteriseerd en wordt het voorwerp van spot voor de hele groep. Ze zullen hem in zo’n geval met zijn
allen beginnen duwen en slaan (of pesten).
Over het algemeen kunnen we zeggen dat,
alle opvoeding ten spijt, mannen meer openlijk gewelddadig zijn dan vrouwen. Dit is enerzijds te wijten aan hun hogere testosteronspiegel
en anderzijds aan een opvoeding die hier meer aanvaardend tegenover staat. Kinderen komen reeds zeer vroeg tot dezelfde vaststelling
(”jongens vechten en meisjes niet”) en het is dan ook niet te verwonderen dat zowel jongens als meisjes geweld
gelijk stellen aan mannelijkheid. Hoe gewelddadiger, hoe meer ”man” hij is.
Uit deze verbinding geweld - mannelijkheid
putten jongens tenandere vaak de idee dat ze meerderwaardig zijn aan meisjes. Voor hen is immers dé norm bij uitstek om iemand
op zijn waarde te beoordelen zijn fysische kracht. Gezien onze huidige samenleving echter meer en meer naar gelijkheid van
de geslachten streeft en jongens steeds vaker te horen krijgen dat meisjes niet minder waard zijn dan zij, en gezien geweld
maatschappelijk niet (meer) aanvaard wordt, krijgen jongens steeds minder de kans zich als ”man” te onderscheiden
(lees: geweld te gebruiken tegenover ”vrouwen”).
Omdat jongens desondanks toch nog steeds
de nood voelen zich als ”man” te profileren komen geweldmisdrijven door mannelijke pubers en adolescenten op steeds
jongere leeftijd voor. Soms (in echte machogroepen als motorbendes) culmineert dit in de zo gevreesde groepsverkrachting.
Jongens hebben immers een veel lagere drempel voor geweld, en zeker in groep zetten ze mekaar voortdurend aan tot meer durf,
meer geweld, minder gevoeligheid en meer haantjesgedrag. De film A Clockwork Orange van Stanley Kubrick (naar een voor de
Amerikaanse markt bewerkt boek van Anthony Burgess) beschrijft zeer goed het mechanisme dat een dergelijke adolescentengroep
bestuurt, terwijl het braniegedrag van zijn kant uitstekend in beeld gebracht wordt in de durf-race uit Nicolas Ray s Rebel
Without a Cause.
Zoals gezegd komen deze aspecten van de
mannelijke denkwijze vooral bij gangs sterk op de voorgrond. Ook de maffia en het leger zijn zo’n typisch ”mannelijke”
groeperingen, maar zelfs een gewone klas of een voetbalploeg vertonen deze aspecten, zij het dan wel dat ze een minder bloederige
vorm aannemen. Ouders met pubers van 12-13 jaar zullen echter veel van wat hierboven beschreven wordt herkennen.
Resten als Volwassene
Ook later als volwassen man speelt dit
proces nog door. Zo blijft het een feit dat een goede voetballer automatisch door de anderen aanvaard wordt als ploegleider,
en dat, wanneer twee sterke voetballers samen op het veld staan, ze dikwijls mekaar proberen te overtroeven. Het komt dan
ook vaak tot botsingen wanneer een van beiden zich verongelijkt ziet door de coach. Mannen dulden zelden iemand van gelijk
niveau naast zich.
We zien ook dat in ploegen protest tegen
de leiding vaak uitgaat van de beste speler. Al de anderen stellen zich ”als van nature” in zijn schaduw. Deze
leider anderzijds treedt duidelijk op in naam en in het voordeel van alle spelers, en niet enkel voor zichzelf.
Ook de idee dat geweld en mannelijkheid
innig verbonden zijn leeft voort in veel volwassen mannen. De meesten zijn dan al wel de onbeschaafdheid van het fysisch geweld
ontgroeid, en ze gaan niet meer (zo snel) op de vuist, maar toch is lawaai maken (ook een vorm van geweld!) om de andere te
overbluffen nog steeds een geliefkoosd wapen in de strijd die mannen permanent onder elkaar voeren.
De leider
beveelt
De leider of de hiërarchisch hoger geplaatste
heeft ook het recht bevelen uit te delen, en zijn ondergeschikten zullen deze zonder morren uitvoeren. Hijzelf zal nooit bevelen
van anderen opvolgen, en het is op die manier dat zijn overwicht behouden blijft. Mannengroepen en hondenroedels verschillen
in deze in niets van elkaar. Beiden aanvaarden zonder discussie dat een hoger geplaatste meer rechten heeft en discriminerend
mag optreden tegenover een lager geplaatste. De leider staat anderzijds wel, zoals we zagen, voortdurend bloot aan het risico
van een machtsovername. Zijn macht is dus niet zo absoluut als ze op het eerste gezicht lijkt.
In de groep aanvaardt een jongen (en later
een man) enkel orders van wie boven hem staat. Het is dus onnodig te zeggen dat een man zeer gevoelig is voor alles wat zweemt
naar bevelen. Als hij in de verste verte ook maar ergens de idee krijgt dat zijn vrouw hem bijvoorbeeld tot iets wil verplichten,
dan kan ze er van op aan dat hij zal weigeren. Zelf gebruikt hij echter regelmatig een bevelende toon.
Jongens die samen spelen zullen hun wensen
kenbaar maken door elkaar voortdurend bevelen te geven. Het komt bij geen enkele jongen op iets voor te stellen tijdens het
spel (iets wat meisjes voortdurend doen). Hij beveelt gewoon wat hij wenst, zonder hierbij de mening van de andere kinderen
te vragen en zonder zijn bevel te motiveren. Als de anderen het bevel opvolgen aanvaarden ze hem als leider bij het spel.
Op zijn beurt versterkt dit weer de groepscohesie. Het gebeurt tenandere geregeld dat jongens, volwassen geworden, deze stijl
blijven gebruiken in hun omgang met hun medemensen.
Vrouwen moeten zich goed bewust zijn van
het feit dat een dergelijk bevel vaak niet meer is dan een suggestie. Komt daar nog bij dat wanneer een vrouw met iets niet
akkoord gaat, ze meestal een tegenvoorstel doet, terwijl een man daarentegen kort en goed zal weigeren zonder iets in de plaats
te stellen. Ook dit is een stijlverschil tussen man en vrouw dat vaak zeer kwetsend overkomt op vrouwen, en waar ze dan ook
moeilijk kunnen aan gewennen. Vrouwen zijn in zo'n geval immers snel geneigd zich als persoon afgewezen te voelen, terwijl
een man weet dat enkel het voorstel gekelderd werd en niet de persoon die het deed.
Van brommers
en fietsen
Jongens spelen veel buitenshuis of toch
zeker ergens anders dan waar ze wonen (een sportzaal bvb.), terwijl meisjes meer binnen blijven. Voor een jongen is zijn thuis
een plaats om te slapen en te eten, niet om sociaal contact te onderhouden. Omdat jongens meer ruimte ter beschikking hebben
kunnen ze grotere groepen vormen. Daarnaast worden ze er ook door aangezet op ontdekkingstocht te gaan of gezamenlijke activiteiten
te ontplooien. Jongens zijn dus actiever dan meisjes en jongensgroepen zijn altijd ergens mee bezig, ze kunnen niet stilzitten.
Praten dient bij jongens enkel om een volgende
operatie voor te bereiden, om de groepsstructuur te bewaren of om status en hiërarchie te bepalen (door bluf, discussie...).
Sociaal praten komt bij hen dan ook niet voor. Ze vinden dat tijdverlies en flauw. We kunnen dus gerust zeggen dat jongens
in hun gesprekken concurreren en concerteren, terwijl meisjes er samenhorigheid mee creëren.
Gezien zijn uithuizigheid is het voor een
jongen ook van kapitaal belang een goed vervoermiddel te hebben. Jongens hechten daarom veel belang aan hun fiets, en later
aan hun brommer of motorfiets. En, net zoals altijd, slagen ze er ook hier al snel in dit vervoermiddel tot statussymbool
te verheffen. Degene die met een ”zware” motorfiets kan rijden wordt hoger aangeschreven dan iemand die slechts
een kleine brommer bezit. Wel te verstaan speelt ook het merk een belangrijke rol. Niet alle merken hebben immers dezelfde
glamour. Later, als volwassene, zullen ze hetzelfde doen met hun auto. Ook hier wordt een hiërarchie van merken en types opgesteld
en wee de man die maar in een simpele (maar degelijke) wagen rijdt.
Discretie
Als jongens met elkaar iets uitgestoken
hebben zullen ze samen een geheim hebben. Dit wordt in onderling akkoord bewaard en het geheim verklappen komt neer op het
breken van het wederzijds vertrouwen.
Gezien geen enkele groep kan leven als
de akkoorden niet worden nageleefd betekent dit ook dat de ”verrader” een zware overtreding beging, en de jongen
die het deed stelt zich hiermee dan ook buiten de groep. Bij jongens zijn geheimen heilig. Gezien ze meestal bestaan uit gemeenschappelijk
gepleegd kattenkwaad betekent dit immers vaak dat de onthulling ervan kan betekenen dat er voor de ganse groep een straf aan
vastzit. Redenen te over dus om te zwijgen. Een jongen heeft dan ook zelden of nooit een reden om een geheim te verklappen
(iets wat, zoals we later in dit hoofdstuk nog zullen zien, bij meisjes courant is).
Volwassen geworden uit deze geheimhouding
zich onder andere in de discretie die mannen aan de dag leggen, bvb. als ze samen uitgaan en een nachtclub bezoeken of wanneer
ze weten dat iemand er een maîtresse op nahoudt. De mannelijke solidariteit zal er in zo'n geval alles voor doen om dit potje
gedekt te houden.
Tof zeg,
een gevecht
Jongens zoeken ook situaties op die aanleiding
kunnen geven tot conflicten. Vooral de leeftijd van 9 tot 12 is hier zeer kritisch. Als twee concurrerende groepen elkaar
tegen het lijf lopen is de kans op een treffen groot. Jongens zullen dan maken dat ze in de omgeving zijn om mee te kunnen
doen. Hierdoor oefenen ze hun spieren en reageren ze hun agressiviteit af. Als het echt op vechten aan komt nemen ze er dan
eventueel de builen en bloedneuzen wel bij.
Vanaf de puberteit wordt er echter veel
minder gevochten omdat jongens tegen dan geleerd hebben dat er andere methoden bestaan om macht te tonen en hun natuurlijke
agressiviteit kwijt te raken (sport bvb.). Daarenboven ondervinden ze dat ze veel sterker zijn geworden dan vroeger. Doordat
ze weten dat dit ook voor de andere jongens het geval is beginnen ze elkaars kracht te vrezen en gaan ze ieder gevecht uit
de weg. Er wordt veel gedreigd met geweld, er wordt gestompt, maar vechten wordt toch weinig gebruikt als middel om geschillen
bij te leggen. Jongens die te agressief zijn en te snel op de vuist gaan worden daarentegen zelfs juist gemeden. Ze zijn immers
een bedreiging voor de cohesie van de groep.
Tussen 12 en 16 jaar ligt de nadruk dan
ook vooral op bluffen en stoer doen. Het is de leeftijd waarop jongens die de klas op stelten zetten door hun medeleerlingen
verafgood worden.
Bij adolescenten komt vechten dan weer
vaker voor, ditmaal met de bedoeling haantjesgedrag te vertonen. Vooral auto's en meisjes zijn dan de oorzaken, en niet meer
de groepshiërarchie. Toch wordt het gevecht ook regelmatig onrechtstreeks uitgevochten: door een wedstrijd te rijden met de
auto, door om beurten een meisje proberen te versieren...
Een andere manier waarop pubers en adolescenten
hun agressie afreageren is door zich te identificeren met brutale of stoere filmhelden (genre Rambo, Rocky...). In deze films
komen vrouwen immers steeds voor als hulpbehoevende wezens, en is de man de redder in nood die met veel geweld alles oplost
en daarna de vrouw als beloning krijgt.
Hollywood speelt daarmee perfect in op
de dromen van jongens (en de frustraties van volwassen mannen). Adolescenten dromen er immers van de situatie te domineren,
bekwaam te zijn alle problemen op te lossen en hun concurrenten uit te schakelen. Maar vooral dromen ze ervan dat vrouwen
zich in hun armen komen werpen. Want zelf zijn ze nog niet ervaren genoeg om met succes een vrouw te versieren.
Jongens zien in deze films ook steeds opnieuw
geweld gekoppeld worden aan mannelijkheid, ze zien ook dat, als men maar gewelddadig genoeg is, alle problemen opgelost raken,
alle mannen tegen de held de nederlaag lijden en alle vrouwen in zijn armen vallen. Jongens leren dus dat geweld goed is en
(seksueel) rendabel.
Het is dan ook niet te verwonderen dat
veel mannen zijn blijven rondlopen met de idee dat iemand die zijn kracht niet gebruikt om zijn wil door te drijven of om
zich te verdedigen, geen man is, maar wel een verwijfde, een doetje.
Anderzijds dient wel gezegd dat er ook
veel jongens zijn die niet houden van al deze concurrentie. Sommigen gaan zelfs aan kapot aan de voortdurende stress die deze
strijd meebrengt. Ze kunnen het niet aan zich voortdurend anders voor te moeten doen dan ze werkelijk zijn. Het verschil is
voor hen te groot om nog haalbaar te zijn. Spijtig voor hen moeten ze er echter wel aan deelnemen willen ze niet tot sociale
paria's verworden.
Wekkers
en andere uitdagingen
Doordat jongens vooral op ”doen”
ingesteld zijn zal hun interesse vooral uitgaan naar zaken die hen toelaten iets te onderzoeken of op te bouwen. Alles wat
hen in beweging brengt of hen toelaat op onderzoek uit te gaan passionneert hen. Daarom houden bijna alle jongens van technische
zaken en bijna alle mannen hebben dan ook in hun kindertijd wel eens een wekker opengelegd om te zien hoe hij werkt. Dit is
tenandere ook de reden waarom volwassen mannen zo graag kleine herstellinkjes uitvoeren en aan alles zitten te frutselen wanneer
het stuk is.
Ze houden er ook van naar oplossingen te
zoeken als ze met een probleem geconfronteerd worden. Proberen iets te begrijpen vormt dan ook voor alle mannen een permanente
uitdaging. Mannen pogen daarom permanent het mechanisme achter de schermen bloot te leggen. Ze willen graag overal het fijne
van weten. Wanneer ze met iets nieuws geconfronteerd worden zullen ze dit tot op de bodem uiteenrafelen.
Mannen zijn als gevolg hiervan echte analisten
en ze zullen voortdurend proberen alles in oorzaak en gevolg te ordenen, in overeenstemming met de werking van een machine.
Ze aanzien het als de normaalste zaak van de wereld dat ze daarin ook zullen slagen. Mannen voelen er zich dan ook niet goed
bij wanneer iets hen ontsnapt. Een genie als Einstein kon bvb. niet aanvaarden dat de natuurkunde een gebied bezat dat niet
volledig in wetten te vatten is (het beroemde onzekerheidsprincipe van Heisenberg, de quantumtheorie), en zelfs chaos, toch
het meest onberekenbare wat men zich maar kan indenken, moest op een of andere wijze onderzocht worden. De ganse wetenschap,
met al zijn wetten en axioma s, is dan ook één groot mannenproduct.
Mannen willen dus alles logisch verklaren
en alles begrijpen op basis van duidelijke regels. Ze hebben het dan ook enorm moeilijk om de, meer intuïtieve, vrouwen te
begrijpen en te volgen in hun redeneringen. Intuïtie is alles behalve mannelijk omdat het vaak tegelijkertijd en onbewust
rekening houdt met alle facetten van de zaak (en we zagen dat vrouwenhersenen hier beter op ingesteld zijn). Daarnaast is
intuïtie ook niet steeds rationeel te verklaren. Het is eerder een kwestie van aanvoelen wat er in de wereld omgaat, ook op
vlakken die niet zo logisch in elkaar zitten. Gevoelens zijn hier goede voorbeelden van.
Samenwerking en hulp
Mannen houden niet enkel van problemen
omdat deze hen toelaten bij te leren en ontdekkingen te doen. De belangrijkste reden waarom mannen een probleem niet uit de
weg gaan is gelegen in het feit dat het hun zelfvertrouwen streelt als ze erin slagen het op te lossen. Mannen willen dus
permanent aan zichzelf en aan hun omgeving tonen hoe bekwaam ze wel zijn. We gaan later nog grondig in op dit facet van problemen
en hun oplossing.
Jongens spelen dus graag in groep, vaak
in een sfeer die duidelijk aanstuurt op een winnaar en een verliezer. Jongens houden dan ook van competitiesport. En deze
sport gebeurt vaak per ploeg. Hierdoor leren jongens al zeer jong op elkaar te rekenen, ze leren elkaar vertrouwen, samen
te werken en taken te verdelen.
Hieruit ontstaat een laatste kenmerk van
de jongenswereld: de bondgenootschappen die gesloten worden in geval van conflict. Een zwakkere zal proberen een sterkere
voor zijn wagen te spannen door een onderdanige rol te spelen tegenover hem. Op zijn beurt moet de sterkere hem dan ook helpen.
Samen zullen ze dan proberen het probleem op te lossen (via verbaal of fysisch geweld).
Ook dit verschijnsel loopt verder als de
jongen volwassen is geworden. Een man zal niet snel hulp inroepen, maar als hij het doet dan verwacht hij ook een daadwerkelijke
interventie van de ander. Hij verwacht dat de hulpgever het probleem van hem overneemt en het (geheel of gedeeltelijk) voor
hem oplost, of tenminste dat hij hem op de juiste weg zet.