De Opvolger
Als een van de ouders, maar vooral de vader
dan, er nooit in slaagde zijn jeugddroom te doen uitkomen dan zal hij proberen deze door een van zijn kinderen te doen nastreven.
Een vader die ervan droomde advocaat te worden, maar die door zijn ouders het verbod opgelegd kreeg deze studies te doen,
zal proberen een van zijn kinderen ertoe aan te zetten (of hem verplichten) jurist te worden. Meestal is ook hier weer de
zoon het slachtoffer, zeker als hij het oudste kind is. Meisjes daarentegen lopen veel minder het risico op deze manier uitgeperst
te worden.
Dat dit niet zo fictief is als men graag
zou denken kunnen leraars in het basisonderwijs bevestigen. Reeds op dit niveau zijn er jongens (zeer zelden meisjes) wiens
verder leven reeds volledig uitgestippeld is. Veel ouders tillen daarnaast ook zwaarder aan de slechte (school)prestaties
van hun zoon dan aan die van hun dochter. Onnodig te zeggen dat een jongen die zijn vader aanbidt en hem niet wil teleurstellen
hierdoor onder zeer zware druk staat. Vaak gaan deze kinderen dan ook kapot aan de last die op hun schouders rust en komen
ze terecht op het spreekuur van de kinderpsychiater.
Een ander vooroordeel waar jongens het
slachtoffer van zijn is dat ze moeten ”gehard” worden tegen het leven. Waar men meisjes nog zal beschermen worden
jongens soms wetens en willens aan gevaren en problemen blootgesteld. Ze moeten immers ”sterk staan” om later
niet ”tenonder te gaan”. De basis van deze idee ligt ook nu weer vooral bij de vader, en ze komt ook weer vooral
voor als de zoon ”voorbestemd is vader op te volgen”. Een vader die zijn bedrijf doet overgaan op zijn zoon wil
er immers zeker van zijn dat het in veilige handen is en dat de toekomstige manager bestand is tegen stress, concurrentie
en andere gevaren die een bedrijfsleider bedreigen.
Gedeeltelijk krijgen meisjes ook reeds
van jongsaf de ”superioriteit” van jongens ingeprent tijdens hun opvoeding. Vaak mogen jongens immers meer dan
meisjes, omdat het gevaar voor hen kleiner is. Zo vragen meisjes hun ouders soms waarom hun (jongere) broer wel, en zij niet
alleen mogen weggaan. Het antwoord is dan steevast ”omdat hij een jongen is” (onder verstaan: ”en die loopt
minder gevaar”). Onbewust wordt een meisje hierdoor bijgebracht dat jongens meer mogen, meer kunnen, en dus ook meer
zijn dan meisjes. Nochtans is dit ”minder gevaar lopen” met een korreltje zout te nemen. Als we zien welke gevaren
jongens wegens hun haantjesgedrag soms lopen vraagt men zich wel eens af wie zou moeten binnengehouden worden: de zoon of
de dochter.
Het feit dat er hogere eisen gesteld worden
aan jongens dan aan meisjes heeft echter ook een voordeel. Meisjes leren sneller taal en ze leren dus ook sneller lezen en
schrijven dan jongens. In de laagste klassen van het lager onderwijs zijn ze dus zwaar in het voordeel. Maar ouders oefenen
druk uit op hun zonen om hard te werken op school en deze achterstand in te halen, iets wat ze meestal ook doen. Tegen de
puberteit hebben ze de meisjes bijgebeend. Enkele jaren later begint een tegengesteld patroon: er moet steeds meer geredeneerd
te worden, en er is steeds meer ruimtelijk of technisch inzicht nodig. Nu zijn het de jongens die een voorsprong halen. Maar
de druk op meisjes om dit in te halen is kleiner, en ook hebben ze vaak de leeftijd al overschreden waarop dit zonder veel
problemen kan gebeuren. Vrouwen halen deze achterstand dan ook nooit meer in.
Een jongen
doet dat niet!
Een jongetje dat graag met de poppen speelt
wordt nu gelukkig al wel aanvaard door de volwassenen, en ook meisjes die ”typisch mannelijke” activiteiten willen
beoefenen (bvb. Judo) worden niet meer met een scheef oog bekeken. Maar desondanks zien we toch vaak dat ouders en kleuterleid(st)ers
de kinderen ”in de juiste richting” proberen te leiden tijdens het spel.
Er zijn dan ook grenzen aan de aanvaardingsbereidheid
van volwassenen. Een jongen die graag zou leren naaien wordt door bijna alle volwassenen op ongeloof (en minachting) onthaald,
een meisje dat karate wil leren of met een tank speelt kan al evenzeer op afkeuring rekenen.
We zullen nog zien dat jongens vaak aan
grote beperkingen onderworpen worden, maar ook meisjes worden regelmatig ingetoomd. Zo leren ze bvb. al van jongsaf aan dat
uiterlijk voor hen heel belangrijk is en dat ze hier veel aandacht moeten aan besteden. Waar men van een jongen die bij oma
op bezoek gaat nog kan aanvaarden dat hij er slordig bijloopt, worden meisjes tevoren grondig onder handen genomen. Jongens
kunnen dan ook in oma’s boomgaard in de bomen klimmen (”och laat maar, jongens moeten zich kunnen uitleven”),
maar van een meisje wordt meestal verwacht dat ze braaf in een hoekje met haar poppen speelt, want anders ”maakt ze
zich vuil”. Een meisje dat toch absoluut met de jongens wil spelen (”een robbedoes”) roept enerzijds een
milde vorm van spot op (”het is precies een jongen”), maar anderzijds ook de vrees dat ze nooit ”een vrouw”
zal worden (en dus ook nooit van de straat zal geraken).
Het feit dat, als het op uiterlijk aankomt,
bijna uitsluitend aan meisjes aandacht besteed wordt, heeft voor gevolg dat jongens zelden of nooit een compliment krijgen
als ze iets moois aanhebben. Meisjes worden daarentegen regelmatig in het zonnetje gezet met hun kleding. Gezien belonen een
zeer efficiënte opvoedingsvorm is heeft dit voor gevolg dat jongens over het algemeen weinig belang hechten aan het uiterlijk,
en als ze het al doen, dan zal het nog bijna uitsluitend zijn om zich te conformeren aan de smaak van de groep waartoe ze
behoren.
Zelfs in de menselijke contacten worden
er verschillen gemaakt. Van meisjes aanvaardt men bvb. veel gemakkelijker dan van jongens dat ze hand in hand lopen of dat
ze met kinderen spelen die jonger zijn dan zijzelf. Ook is het zo dat jongens graag onderzoeken en ze zullen hierbij regelmatig
botsen op de grenzen die volwassenen hen stellen. Meisjes hebben hier minder last van omdat ze minder ”afwijken”,
minder ”uittesten waar de grenzen liggen”, en ook omdat ze minder geneigd zullen zijn initiatieven te nemen die
hen in botsing brengen met de ouderlijke grenzen.
De kameleon
Gevolg van dit alles is dat jongens veel
vaker dan meisjes afgekeurd worden bij wat ze doen. Jongetjes wordt dus al van kindsbeen af geleerd dat ze zich anders moeten
gedragen dan ze graag zouden willen. Enkel dan worden ze door hun omgeving geaccepteerd, en het is dan ook de prijs die ze
moeten betalen om maatschappelijk ”correct” te zijn.
Hierbij krijgen jongens minder dan meisjes
de kans zich een eigen weg te zoeken in het leven. Ze kunnen niet zo gemakkelijk voor zichzelf uitmaken wat ze graag doen
en wat niet, omdat volwassenen dit vaak voor hen doen. Jongens worden veel meer dan meisjes in een bepaalde richting geduwd.
Meisjes hebben (tot de adolescentie) veel meer ontplooiingskansen dan jongens. Eens de adolescentie bereikt worden ze echter
meer ingetoomd om hun eigen weg te zoeken. Voor hen zijn veel activiteiten immers als ”te gevaarlijk” onbereikbaar,
terwijl men er zich bij jongens in die leeftijdscategorie vaak bij neerlegt dat ze niet in te tomen zijn. Een jongen met een
brommer is vaak een gevaar voor zichzelf, en toch zal een jonger sneller een brommer loskrijgen dan een meisje de toelating
om alleen uit te gaan.
Gezien de hogere verwachtingen die (misschien
onbewust) in hen gelegd worden, en gezien hun reputatie wilder te zijn dan meisjes, worden jongens ook strenger opgevoed dan
meisjes. Er is hen minder toegelaten en zaken die men meisjes toelaat zullen jongens als voorbehoudmaatregel vaak verboden
worden. Jongens worden dan ook sneller en meer gestraft dan meisjes, zelfs al halen ze hetzelfde kattenkwaad uit. Een jongen
wordt namelijk verondersteld meer weerstandsvermogen te hebben dan een meisje, waardoor hij ”minder gevoelig is”
voor straffen, en dus vaker en zwaarder ”moet gestraft worden” om tot hetzelfde resultaat te komen.
De boodschap gaat echter nog veel verder.
Jongens hebben reeds zeer jong seksuele interesse, en ook gebeurt het vaak dat er hevige gevoelens van woede of wraak in hen
opkomen. Net zomin als zijn eventuele wens te leren naaien worden beide gevoelens door zijn ouders en leraars aanvaard. Een
jongetje leert dus niet enkel bepaalde wensen niet te uiten, hij leert ook dat het niet hoort dat deze wens bij hem opkomt.
Niet enkel het uiten van de wens wordt afgekeurd, ook de wens zelf kan niet op veel begrip rekenen. Een jongen leert dan ook
al snel dat veel van zijn verlangens onbehoorlijk zijn en hij leert ze verdringen.
Later als man zal hij nog steeds veel wensen
en dromen moeten verdringen en hierdoor zullen zijn gevoelens onder druk komen te staan. Hij leert verdriet en genot te verbijten
en sluit zich op om deze gevoelens voor zichzelf te verwerken. Het past immers niet dat hij ze heeft, en nog minder dat hij
ze naar buiten brengt. Op de duur komt het zelfs zo ver dat hij zich totaal niet meer bewust is van zijn gevoelens.
Aan de andere zijde worden jongens dan
weer door hun vrienden aangezet om juist zoveel mogelijk toe te geven aan sommige van deze gevoelens. Het doet hen in de achting
van hun vrienden stijgen als ze een meisje kunnen binnenhalen, het maakt hen in hun ogen ”meer man” als ze durven
op de vuist gaan met een leeftijdgenoot of a fortiori met iemand die ouder is dan zij.
Jongens moeten dan ook dikwijls bijna tegelijkertijd
twee totaal tegengestelde houdingen aannemen. Ze vangen dit op door zich aan te passen aan de situatie, en van masker te wisselen
naargelang dit van hen verwacht wordt. Dit maakt hen enerzijds enorm flexibel, maar anderzijds krijgen ze hierdoor niet meer
de kans te weten hoe ze in feite echt zijn, en ze kunnen zich dan ook niet zo sterk concentreren op en zoveel tijd steken
in het opbouwen van hun zelfbeeld.
Beide facetten van een jongen vinden we
terug bij de volwassen man: hij kan zich veel gemakkelijker dan een vrouw aanpassen aan de buitenwereld (we zullen dit bvb.
zien in DE GROTE OMMEKEER). Anderzijds zal een man, wanneer hem iets overkomt, meestal wel perfect weten wat het was, maar
hij zal met de beste wil ter wereld niet kunnen vertellen hoe hij zich hierbij voelde, welk effect het op hem had, en welk
gevolg dit waarschijnlijk gevoelsmatig voor hem zal hebben. Zijn gevoelens zijn één groot mysterie voor hem.