Mannen zijn dan wel zwakker, maar ze willen
deze waarheid vaak niet onder ogen zien. Gevolg is dan ook dat het merendeel van de medicamenten die men zonder doktersvoorschrift
kan krijgen, door vrouwen aangekocht worden. Een deel hiervan gaat naar hun kinderen, maar slechts een zeer miniem deel ervan
wordt door hun mannen gebruikt. Ook doktersbezoeken vertonen zo een verschijnsel: een vrouw zal veel sneller dan een man hulp
inroepen van een arts. Een man vraagt enkel een consultatie aan als hij (ernstig) ziek is. Voor een deel kan hierbij wel meespelen
dat vrouwen vaak kwaaltjes cultiveren, omdat dit hen gesprekstof en medeleven oplevert (komen we later nog op terug), maar
deze factor speelt toch maar een zeer kleine rol. Anderzijds is het ook wel zo dat de klachten van een man veel minder ernstig
genomen wordne door artsen. Waar een vrouw grondig zal onderzocht worden en met een behandeling naar huis mag, wordt de man
meestal met een kluitje in het riet gestuurd. In de zin van “doe eens wat meer sport”.
Het kan ook niet ontkend worden dat vrouwen
beter opgewassen zijn tegen de meest extreme levensomstandigheden dan mannen. Een deel van de oorzaak zou kunnen gelegen zijn
in de vetreserve. Vrouwen hebben onderhuids meer vet dan mannen en dus ook meer reserve in moeilijke tijden en bij inspanning.
Mannen moeten bij inspanning sneller dan vrouwen hun reserves aanspreken en ze putten ze ook sneller uit omdat ze kleiner
zijn. Dit is de reden waarom mannen na een inspanning vaak totaal uitgeput zijn, terwijl vrouwen dan toch nog energie vinden
om iets anders aan te pakken. Het is tenandere ook de reden waarom mannen na een coïtus zo uitgeput zijn dat ze dadelijk in
slaap vallen. Bij vrouwen speelt de vetreserve eveneens een rol in de hormoonhuishouding (vandaar dat een anorexia-patiënte
geen maandstonden krijgt).
Ook de verdeling van het vet is bij mannen
anders dan bij vrouwen. Bij vrouwen ligt dit vooral opgeslagen rond heupen en dijen (waar de gevreesde cellulitis op steeds
jongere leeftijd toeslaat) en is het verder in een dun laagje over het ganse lichaam verspreid. Bij mannen komt het vooral
op de buik voor (de ”bierbuik”). De vrouwelijke (of heup-) vetcellen zijn ook klein en talrijk, terwijl de mannelijke
(de buikvetcellen) groot en minder in aantal zijn. De stofwisseling van buikvetcellen is ook sneller (ze verbruiken meer energie)
zodat mannen hun energiereserve minder efficiënt gebruiken dan vrouwen. Ook dit speelt een rol bij het hierboven vermelde
”uitputtingsverschil”. Daarom dat mannen zo gemakkelijk vermageren en vrouwen zo moeilijk: bij vrouwen moeten
er meer cellen verdwijnen, en deze cellen verbruiken zelf minder energie, terwijl er anderzijds ook meer cellen zijn die zich
opnieuw met vet kunnen vullen als ze er de kans toe krijgen.
Deze ”onderhuidse vetlaag”
zorgt er tenandere ook voor dat vrouwen beter bestand zijn tegen koude. Vrouwen en mannen hebben op 20 jarige leeftijd even
veel vet (30% van het totale lichaamsgewicht), maar bij vrouwen loopt dit op tot het 50% bereikt als ze 50 zijn. Dit verklaart
waarom vrouwen die bij hun huwelijk zo slank waren sterk verdikken vanaf hun veertigste.
Vrouwen zijn ook goed beschermd tegen bloedverlies.
Was dit niet zo dan zou iedere bevalling voor haar een dodelijk risico betekenen. Gezien mannen niet zo efficiënt bloed aanmaken
als vrouwen hebben ze meer rode bloedlichaampjes nodig om een buffer te vormen tegen eventuele ongevallen. Hierdoor raken
ze anderzijds wel beter aan hun energie dan vrouwen, omdat ”meer bloedlichaampjes” ook betekent ”meer zuurstofafgifte”.
Mannen kunnen het zich hierdoor permitteren langzamer adem te halen dan vrouwen. Blijkt anderzijds ook dat mannen dieper ademhalen
(en dus gevoeliger zijn voor gasvormige pollutie en gifstoffen). Doordat mannen efficiënter energie toevoeren dan vrouwen
kunnen ze beter korte inspanningen aan. Vrouwen zijn meer op uithouding gericht.
Een voordeel dat mannen dan weer hebben
is hun dikkere huid. Ze droogt minder snel uit en rimpelt dus minder, iets wat vooral bij rokers opvalt. Een rokende vrouw
heeft meer rimpels dan een rokende man van dezelfde leeftijd. Dit minder snel uitdrogen is tenandere de reden waarom mannen in esthetisch opzicht niet
zo snel verouderen als vrouwen. Anderzijds hebben mannen meer moeite met afkoelen omdat hun zweetklieren in vergelijking met
die van vrouwen niet zo goed verspreid zijn over het lichaam.
De vrouwenhuid is dunner en elastischer
omdat ze moet kunnen rekken bij zwangerschap, maar dit heeft voor gevolg dat oneffenheden in de onderhuidse structuren beter
doorschemeren: vetpakketjes bvb. vormen de beruchte sinaasappelhuid van de cellulitis. Bij mannen worden deze paketjes platgedrukt
door de elasticiteitsspanning van de huid.
Wat wel opvallend is is dat meisjes veel
jonger hun toppunt bereiken op gebied van snelheid dan jongens. Jongens halen meisjes pas in tijdens de puberteit, maar in
tegenstelling tot vrouwen, die snel terug verzwakken, zullen mannen nog 50 jaar lang superieur zijn aan vrouwen op dit gebied,
en ze zullen nog een ganse tijd blijven verbeteren (voor sommige sporten als marathonlopen tot hun vijfendertigste). Daardoor
is te verklaren dat bij vrouwen veel topprestaties in de sport geleverd worden door zeer jonge meisjes, terwijl de topprestaties
bij mannen op veel latere leeftijd voorkomen. Veel wereldrekordhoudsters in het zwemmen zijn nauwelijks 16 jaar oud, hun mannelijke tegenhangers zitten toch meestal boven de 20 (hoewel hier natuurlijk
ook het volume en gewicht van de borsten een afremmende werking heeft).
Zichtbaar verouderen mannen dan misschien
niet zo snel, maar hun aftakeling gaat veel sneller dan die van vrouwen. Waar een vrouw na haar twintigste 2% van haar fysische
capaciteiten verliest per 10 jaar, verliest een man 10%. Op 70 jaar heeft een vrouw haar fysieke achterstand op mannen dan
al ruimschoots goedgemaakt, en nog ouder wordt een man letterlijk een slappeling. Niet te verwonderen dus dat ze tenslotte
tot niet veel meer in staat zijn dan op een bank in het stadspark zitten om de voorbijgangers gade te slaan terwijl hun vrouwen
nog in staat zijn het ganse huishouden te beredderen.
We zagen hierboven ook reeds dat mannen
beter dan vrouwen bestand zijn tegen geweld en zware ispanningen. Hun pijndrempel ligt hoger (maar vrouwen zijn beter bestand
tegen zware pijnen), ze hebben een baard om de schokken op te vangen, ze hebben een sterker beendergestel dat beter met breuken
omkan dan dat van een vrouw (de kalkhuishouding is, zeker op latere leeftijd, veel efficiënter). Hun voorarm is in verhouding
tot hun lichaamslengte groter en breder dan de voorarm van vrouwen. Daarenboven hebben mannen ook een strenger gezicht omdat
bij hen de wenkbrauwen op de rand van de oogkas liggen, terwijl ze bij vrouwen erboven liggen. Mannen lijken hierdoor kleinere
ogen te hebben dan vrouwen, die hun ganse leven een ”meer kinderlijk” gezicht behouden en hierdoor de beschermingsreflex
van de mannen oproepen.
Ook wat natte dromen betreft (klaarkomen
tijdens de slaap) zijn er verschillen tussen beide geslachten: mannen overkomt dit zowat 12 maal per jaar, het begint reeds
in hun puberteit, en de frequentie neemt af met het ouder worden. Bij vrouwen is het juist omgekeerd: ze komen maar 3 à 4
maal per jaar klaar in hun slaap, maar de frequentie verhoogt met ouder te worden en ze start ook later.
Vrouwen zijn ook gevoeliger voor alcohol
dan mannen. Een onderzoek van Emmanuel Rubin van de Thomas Jeffersonuniversiteit in Philadelphia toonde aan dat vrouwelijke
alcoholisten slechts 40% van de alcohol van een man nodig hebben om een even groot risico te lopen, waarbij vooral voor het
hart het verschil zeer duidelijk is.
Het meest opvallende verschil is evenwel
dat mannen meer spieren hebben (41% van hun lichaamsgewicht, tegen slechts 23% bij vrouwen). Dit heeft voor gevolg dat vrouwen
in kracht voor mannen moeten onderdoen. Een onderzoek uit 1976 in de Amerikaanse militaire academie West Point leerde dat
de armen van vrouwen slechts l/3 en de benen ongeveer 2/3 van de mannelijke kracht kunnen ontwikkelen. Bij de buikspieren
was er daarentegen geen verschil waargenomen. Het weze wel vermeld dat een man van 30 al een vierde is kwijtgeraakt van de
spiermassa die hij vroeger had.
Nochtans wordt het verschil in lichamelijke
prestaties tussen mannen en vrouwen steeds kleiner (hoewel het nooit zal verdwijnen). Zo won Mary Meagher op de Olympische
Spelen van 1984 de 200 m vlinderslag voor vrouwen in een tijd die 1,8 sec beter was dan die van Carl Robie, de winnaar bij
de mannen op de spelen van 1968 (resp. 2.06.90 en 2.08.70). En toen op de Olympische Spelen van 1988 Florence Griffith Joyner
de 100 m vlak won in het vrouwenatletiek was haar tijd beter dan het toenmalige nationaal record bij de mannen in niet minder
dan 69 landen. Later bleek echter dat haar records niet zo zuiver waren en dat EPO en testosteron een grote rol zouden hebben
gespeeld in haar prestaties.
Testosteron
Toen we de embryonale ontwikkeling bespraken
zagen we welke grote rol geslachtshormonen spelen bij het bepalen van de primaire geslachtskenmerken. Maar niet alleen hierbij.
Ze komen ook tussen bij het ”seksualiseren” van de hersenen, dit wil zeggen, ze maken de hersenen mannelijk of
vrouwelijk.
Maar laten we eerst eens kijken naar hun
invloed op het gedrag, voor we hun invloed op de geslachtsidentiteit onderzoeken. Dat mannen fysisch agressiever zijn dan
vrouwen en meer in (dierlijke) seks geïnteresseerd komt mede voort uit de hogere testosteronconcentratie in hun bloed. Dit
is vooral opvallend in die leeftijdsperiode waarin mannenbloed bij manier van spreken bijna uitsluitend uit testosteron bestaat
(tussen 15 en 25 jaar). En verwonderen mag ons dit niet. Het is immers de biologische leeftijd waarop een man een ”wijfje”
moet zoeken, waarop hij de concurrentieslag met andere mannen moet winnen en waarop hij zijn prille gezin het meest moet beschermen.