Een slechte vader ...
Biologisch heeft dit waardeverschil van de geslachtscellen voor gevolg dat vooral de moeder
bereid is zich op te offeren voor haar jong, en dat ook zij de grootste last draagt in het grootbrengen van de jongen, soms
met, soms zonder hulp van haar partner. We zien dat bij bijna alle diersoorten met hulpeloze jongen het mannetje wel de jongen
mee grootbrengt (nestblijvende vogels, mens ...), terwijl bij soorten waarvan de jongen reeds redelijk zelfstandig zijn bij
de geboorte de vader nauwelijks of niet meer omkijkt naar zijn kinderen (kip, eend ...).
Dit is wel enigszins te begrijpen. Een vader van hulpbehoevende
jongen, die hier niet naar omkijkt, zal weinig kans hebben dat zijn jongen op hun beurt de geslachtsrijpe leeftijd zullen
bereiken. Een mannetje met zelfstandige jongen dat tijd steekt in de opvoeding van zijn jongen verspeelt in tegenstelling
daarmee enorm veel waardevolle tijd. De jongen hebben immers ook zonder hem een grote kans om geslachtsrijp te worden. Maar
hij van zijn kant mist, door bij zijn kinderen te blijven, de kans elders nog wijfjes te bevruchten. Hij zal dus minder afstammelingen
hebben dan een mannetje dat na de paring dadelijk terug zijn eigen weg gaat.
We kunnen dus zeggen dat een mannetje voortdurend afweegt
of trouw wel genetisch rendabel is, en hij zal enkel bij zijn wijfje en jongen blijven als hij niet anders kan. We zien dit
tenandere ook bij de mens : een man is alleen dan trouw als hij niet anders kan (hij is niet interessant genoeg, hij vindt
geen andere partner). Door in zo n geval de moeder te helpen verhoogt hij immers toch nog in lichte mate de overlevingskans
van zijn kind, en dus zijn eigen voortplantingskansen. Maar de moeder moet zich geen illusie maken : zogauw hij kan is hij
weg en hij zal zelden of nooit de kans laten voorbijgaan een scheve schaats te rijden.
Dit is dan ook de reden waarom een mannelijke aap een
onbeheerd jong zal verzorgen als er geen vrouwtje in de omgeving is : zonder hem zal het niet overleven. Maar eens er een
wijfje aanwezig is laat het mannetje haar de taak over en zal hij zich op iets anders richten.
Dit is de reden waarom in Europa de man, als de kinderen
nog zeer klein zijn (tot 3 jaar ongeveer), zelden geneigd zal zijn zijn gezin te verlaten. Hij voelt zich namelijk (biologisch
en ook moreel) verplicht ze mee op te voeden. Wat wel regelmatig gebeurt is dat de vader vreemdgaat of de moeder verlaat voor
de geboorte. Een baby is dan ook een zeer goed bindmiddel om vader en moeder bij elkaar te houden, maar het is zeker geen
goed middel om een slabakkende relatie te redden. De problemen die er waren voor het kind geboren was zijn immers niet opgelost
en worden daardoor dagelijks nog erger. We zien dan ook dat scheiden met een zeer jong kind niet zo vaak voorkomt (tenzij
op initiatief van de vrouw omdat de man vreemdging), maar we zien ook dat de gezinssituatie vaak veel slechter wordt door
dit samenblijven. Dit is vooral te wijten aan het feit dat de man zich dan misschien wel verplicht voelt bij zijn vrouw te
blijven, maar hij heeft hier helemaal geen zin in en zou niets liever willen dan zijn vleugels uit te slaan. Hij zal dan ook
dagelijks minder voldoening putten uit de relatie, met alle gevolgen van dien.
Scheiding met een baby in huis gebeurt bijna uitsluitend
op initiatief van de vrouw omdat de man vreemd gaat. Vooral in deze periode is een vrouw immers zeer gevoelig voor zo'n misstap,
omdat ze dadelijk de veiligheid van haar gezin in gevaar ziet.
Vaak echter is de situatie na de scheiding veel ongunstiger
dan ervoor. Een man die vreemd gaat, maar zijn gezin niet verlaat en er nog steeds goed voor zorgt is immers nog altijd beter
dan alleen de kinderen op te voeden. En dat is iets waar de vrouw enorm bevreesd voor is. We zien dan ook maar al te vaak
dat een vrouw zich na zo'n breuk hals over kop in de armen van de eerste vrijstaande man werpt, wat een relatie oplevert die
binnen de kortste keren op de klippen loopt en haar nog meer versterkt in de mening dat mannen niets waard zijn.
In de Verenigde Staten, waar egoïsme hoogtij viert,
is de situatie echter helemaal anders : daar trekken (vooral in de negergetto's) de vaders er zelfs met pasgeboren kinderen
wel vaak onderuit om met een andere vrouw te gaan samenhokken. Een zeer groot deel van de éénoudergezinnen in de Amerikaanse
grootsteden komen dan ook voort uit dit mannelijk egoïsme.
Marilyn French beweert in haar boek EEN VROUWELIJKE
GESCHIEDENIS VAN DE WERELD dat mannen lange tijd niet geweten hebben welk verband er bestaat tussen geslachtsdaad en conceptie.
Dit is niet zo. Een "zorgzaam" mannetjesdier realiseert zich misschien niet bewust deze band, maar instinctief is het hiervan
zeer goed op de hoogte. Een dier met hulpeloze jongen heeft immers een sterker "vaderinstinct" nodig dan een dier dat na de
bevruchting niet meer naar zijn jongen omkijkt. Dit instinct uit zich doordat het "jaloerser"
en meer possessief is. Door angstvallig het wijfje te bewaken, en door zich, tenminste voor de tijd van de opvoeding
van de jongen, aan dat wijfje te binden, weet het bewuste mannetje dat de jongen die hij opvoedt enkel de zijne (zouden) kunnen
zijn.
... En een goede moeder
Bij de moeder ligt de situatie anders. Zij moet wel investeren in haar kroost, omdat ze teveel te verliezen heeft. Het
is dan ook niet te verwonderen dat de natuur vooral in de vrouw investeerde om jongen groot te brengen (melkklieren ...).
Een mannetje zou deze "mogelijkheden" niet voldoende gebruiken omdat het, wegens zijn promiscue aard, zelden aanwezig zal
zijn als zijn kinderen hem nodig hebben.
Wijfjesapen zullen dan ook reeds vanaf hun prilste jeugd
meer met de andere jongen bezig zijn (ze spelen er "moedertje" mee), terwijl jonge mannetjes vooral hun tijd doorbrengen met
speels vechten en achter elkaar aanlopen. Hier ligt waarschijnlijk dan ook de oorzaak van het feit dat meisjes vooral naar
poppen grijpen en jongens vooral naar auto's, zelfs als ze keuze hebben tussen beide types speelgoed : meisjes hebben "het
zorgen in zich". We zullen later nog zien dat hormonen hieraan ten grondslag liggen. Meisjes die in de baarmoeder testosteron
toegediend kregen verkiezen immers jongensspeelgoed.
Zogauw een vrouw kinderen heeft geeft ze dan ook blijk
van een zeer grote opofferingsgeest. Ze heeft letterlijk alles over voor haar kroost. Soms wordt wel eens gezegd dat dit het
moederinstinct is dat bovenkomt, maar dat dient toch genuanceerd. Het is een feit dat bij bijna alle dieren de wijfjes een
veel groter zorggedrag vertonen dan mannetjes, maar dit is slechts ten dele genetisch bepaald.
Bij alle zoogdieren komt namelijk het verschijnsel voor
dat de moeder haar kinderen verstoot. Ook bij de mens. Het enige dat alle vrouwelijke zoogdieren doen, en dat dus wel genetisch
vastligt, is de verzorging vlak na de geboorte (drooglikken...). Van zogauw het jong gevoed en geknuffeld moet worden kan
het echter verkeerd lopen. Maar het is al veel zeldzamer dat een wijfje haar jong nog verstoot nadat het gedronken heeft.
Op dat moment is immers een vorm van "intimiteit" ontstaan die het steeds opnieuw aanzet verder zorg te dragen voor het jong.
Over het algemeen is het anderzijds wel zo dat zelfs
zo'n "slechte moeder" vaak leert met jongen om te gaan, als ze er maar dikwijls genoeg mee in contact komt. Dit kan zelfs
versneld worden door ze vrouwelijke hormonen in te spuiten. Ergens moet er dus in de vrouwelijke natuur wel een, waarschijnlijk
door hormonen geregelde, "aantrekkingskracht" bestaan naar jongen toe en kan gezegd worden dat een jong verstoten enkel zal
voorkomen als het wijfje om een of andere reden weet dat ze het niet kan opvoeden (wanneer ze bv. geen melk heeft, of wanneer
de omstandigheden en kansen op succes niet opwegen tegen de investering, of wanneer het jong weinig overlevingskansen heeft).
Maar er is totnogtoe slechts weinig bekend over de redenen van verstoting, en er is ook nog weinig onderzoek naar gedaan tenandere.
In de Israëlische kibboetsiem, waar de kinderen zonder
rolpatroon werden opgevoed, en waar een volledige gelijkheid heerste tussen man en vrouw, stelde men wel daarom al snel
vast dat de vaders er geen, maar de moeders er daarentegen veel problemen mee hadden dat hun kinderen door geburen werden
opgevoed. Vrouwen kunnen zich, ondanks opvoeding, dus nog steeds minder gemakkelijk van hun kinderen losmaken dan mannen.
Ook dit wijst dan ook op een "dierlijke" oorzaak.
Bij de mens leidde het feit dat de natuur voor kinderopvoeding
vooral investeerde in de vrouw ertoe dat vrouwen een grotere gevoeligheid aan de dag leggen voor ongesproken taal. Hun grotere
bekwaamheid de nuances van non-verbale communicatie te ontcijferen maakt hen, beter dan mannen, geschikt om baby's van minder
dan 18 maand te verzorgen. Dit is immers de leeftijd waarop een kind nog niet kan praten en waarop de ouder moet "raden" wat
het kind juist wil of welk kwaaltje het heeft. Anderzijds leidt dit "ingesteld zijn op kinderen" soms tot overbezorgdheid
en we zien dan ook dat vrouwen, moeilijker dan mannen, afstand kunnen nemen van hun kind (mannen nemen er dan weer vaak teveel).
Nochtans bewees een onderzoek van Beatrice Whiting en
Caroline Pope Edwards[1] dat de zorg voor kinderen bij de mens bijna uitsluitend
cultureel bepaald is en nauwelijks of niet aan een erfelijke factor is gebonden. Deze onderzoeksters vonden namelijk grote
verschillen tussen verschillende kulturen, die groter werden naarmate de kinderen ouder worden. Ook vonden ze twee gevallen
waarin er tussen jongens en meisjes geen verschil bestaat wat zorg voor kleinere kinderen betreft.
Geen voorbeeld meer
Het is ook opvallend dat meisjes die een liefhebbende en zorgende moeder hadden, later opgroeien
tot moeders die zelf ook zorgzaam en koesterend kunnen optreden. Meisjes die dit voorbeeld misten worden later ook afstandelijke
moeders die hun kinderen enkel materiële verzorging geven (of, hoewel zelden, soms helemaal niets) maar hen affectief nauwelijks
iets te bieden hebben. Jongens leren ook van dit voorbeeld, maar als er een vrouw in de buurt is zullen mannen het echte verzorgen
vaak aan haar overlaten (een gewoonte die bij dieren nog veel opvallender is).
Kinderen die geen voorbeeld krijgen van wat zorgzaamheid
juist is, leren het dan ook nooit. Gevolg is dat veel kinderen, die van hun prilste jeugd in kribben worden geplaatst, of
die door een gouvernante worden opgevoed, wel het voorbeeld krijgen hoe ze materieel in de behoeften van een kind moeten voorzien,
maar veel minder kans krijgen te leren wat moederliefde echt is. Zorgzaamheid leren ze wel, maar niet de diepere gevoelens
van innige liefde waarmee de verzorging van een kind door zijn moeder meestal gepaard gaat.
Want kindermeisjes mogen nog zo vriendelijk en lief
zijn als ze willen, gezien ze met vreemde kinderen te maken hebben, en vaak ook voor een grotere groep verantwoordelijk zijn,
zullen ze veel minder de kans en de neiging hebben om het kind met alle zorgen te omringen die het van zijn moeder krijgt.
Deze zorgen zullen ook minder "aangevuld" worden met gevoelens van innige liefde, die niemand kan beschrijven maar die een
kind toch zeer goed aanvoelt.
Hoewel ook deze "regel" genuanceerd moet worden. De
kibboutsiemmoeders tonen aan dat zelfs in "kribben" opgevoede meisjes toch een zeer sterke band kunnen ontwikkelen met hun
kinderen, en dat "moederinstinct" dus tenminste voor een deel ook ingeboren is.
Het feit dat zorgzaamheid voor een deel kan aangeleerd
worden laat hopen dat, als de moeder zich de nodige inspanning getroost, deze bekwaamheid ook grotendeels aan jongens kan
bijgebracht worden. Hoe meer vrouwen hun zonen dit voorbeeld geven, hoe groter de kans is dat ze later zorgzame vaders zullen
worden, die op hun beurt een voorbeeld zullen zijn voor hun zonen.
Waar de eerste generatie jongens nog vanwege hun klasgenootjes
zal geconfronteerd worden met de opmerking "dat is niets voor jongens", zal de volgende dit, wegens het voorbeeld van hun
vader, als een eigenschap gaan aanzien die bij beide geslachten thuishoort. Na twee generaties (hooguit drie) zou dit rolpatroon
dan ook kunnen verdwijnen.
In de huidige generatie is het weliswaar nog steeds
zo dat meisjes en vrouwen zorgzamer zijn dan mannen. Zo zullen bv. schoondochters in 25 % van de gevallen bereid zijn hun
hulpbehoevende schoonouders te helpen, terwijl de eigen zonen dit slechts in 10 % van de gevallen zullen doen.
De vier-jaar-breuk
Onze voorouders, wiens dierlijke natuur we nog steeds in onze genen meedragen, kregen dan ook
te maken met twee tegenstrijdige noden : enerzijds trouw blijven om de kinderen een zo groot mogelijke overlevingskans te
bieden, anderzijds vreemd gaan om zoveel mogelijk goed genetisch materiaal te verzamelen (de vrouw) of zoveel mogelijk nakomelingen
te verwekken (de man).
Waarschijnlijk werd dit opgelost doordat de man een
tijdje trouw bleef tot de kinderen groot genoeg waren om met hun moeder alleen verder te kunnen, waarna hij verder trok en
een ander vrouwtje het hof begon te maken. Men noemt dit " seriële monogamie" : beide geslachten blijven een min of meer lange
periode trouw aan elkaar, waarna ze een nieuwe relatie opstarten. Dit verklaart tenandere waarom bij de meeste volkeren onze
vorm van levenslange trouw onbekend en zelfs ondenkbaar is : ze is totaal onnatuurlijk en botst voortdurend met ons diepste
wezen.
De manier waarop de natuur het aan boord legde om de
man zolang te binden was het uitvinden van "liefde". Liefde komt dan ook over de ganse wereld voor bij mensen en ze garandeert
dat, zolang de man van de vrouw houdt, hij ze niet zal verlaten of zal inwisselen voor een andere vrouw.
Er zijn zelfs theorieën die beweren dat de normale "trouw"periode
4 jaar is, hoewel deze voor het ogenblik nog meer speculatief dan reëel bewezen zijn. Ook de in huwelijken zo gevreesde 7
jaar worden wel eens als limiet beschouwd. Een echte "normale duur" kan echter onmogelijk vastgelegd worden.
Wie bestudeert hoe lang het gemiddeld duurt voor de
eerste ernstige crisis optreedt in relaties valt het immers op dat dit gemiddeld na 4 jaar is. Veel huwelijken en samenwoonrelaties
stranden (zeker als er geen kinderen zijn) na deze tijd.
We zagen dat er gemiddeld om de 3 jaar een nieuw kind
geboren werd en bij onze voorouders was de man dan ook niet meer zo noodzakelijk wanneer de kinderen 3 à 4 jaar oud waren,
de leeftijd waarop ze zelfstandig genoeg waren om alleen met hun moeder verder te kunnen. Daarenboven hielpen de oudere zusters
ook vaak nog bij de opvoeding van de jongere kinderen, zodat de man bijna overbodig was vanaf dit ogenblik.
Daar kwam nog bij dat wanneer een man in 4 jaar geen
kinderen meer had bijgekregen, hij er zeker mocht van zijn dat bij deze vrouw zijn voortplantingskansen definitief verkeken
waren. Het werd dus tijd elders te zoeken. Hij verliet dan zijn "nest" en zocht een nieuwe (liefst jonge) partner die hem
opnieuw een nageslacht kon garanderen.
Beatrice Whiting en Carolyne Pope Edwards A Cross – Cultural Analysis of Sex Differences in Behavior of Children Aged 3
trough 11 Journal of Social Psychology 91 (1973) pg 171-188