Primaten
Biologisch zijn er sterke aanwijzingen dat de mens niet gemaakt is om een leven lang trouw
te blijven aan dezelfde partner, en infeite maken we onszelf er enkel maar ongelukkig mee door absoluut aan deze norm te willen
voldoen. Hij geldt dan ook slechts in zo'n 10% van de maatschappijen die de mensenwereld rijk is. Al de anderen aanzien onze
vorm van monogamie als abberant.
Als we naar de hedendaagse apen kijken bv. zullen we
zien dat hoe groter het seksueel dimorfisme is, hoe meer het mannetje er verschillende wijfjes op nahoudt. Een gorillamannetje
weegt in de vrije natuur gemiddeld 225 kg, een wijfje maximum 140, en hij heeft dan ook een ganse harem om zich heen. De gibbon,
die grotendeels monogaam is, kent nauwelijks geslachtelijk dimorfisme. Gezien bij de mens de man zowat 15% zwaarder is dan
de vrouw wijst dit op een milde vorm van mannelijk vreemdgaan of tenminste mannelijke wisselvalligheid in partnerkeuze.
Anderzijds zullen ook de primatenwijfjes vreemd gaan,
en de mannetjes beschermen zich daartegen door een grotere zaadproductie. We zien dan ook dat de teelballen van de mannetjes
groter worden naarmate de wijfjes meer promiscue gedrag vertonen. Bij de gorilla zijn ze klein, bij de chimpansee zeer groot.
Chimpanseevrouwtjes zijn dan ook niet erg "trouw", gorillawijfjes des te meer. Ook hier weer ligt de mens er tussenin, wat
erop wijst dat ook vrouwen een slippertje kunnen appreciëren.
Alle studies wijzen er dan ook op dat de mens sequentieel
monogaam is, wat wil zeggen dat hij regelmatig van partner verandert, maar dat hij redelijk trouw is zolang hij bij een bepaalde
partner is.
Vrouwelijke Ontrouw
In haar meest vruchtbare periode gaat bij de mens de vrouw gemiddeld zelfs meer vreemd dan
een man, vooral in hun vruchtbare dagen. Zo gaan 70% van de Engelse vrouwen en slechts 50% van de Engelse mannen vreemd de
eerste 5 jaar van hun huwelijk. Dit
blijkt uit een onderzoek van de Londense professor sociologie Annette Lawson.
De natuur streeft ernaar de sterkste individuen het
meeste kans op voortplanting te geven. Zo is ze ervan verzekerd dat het nageslacht zal opgewassen zijn tegen de barre levensomstandigheden.
Anderzijds veranderen deze leefomstandigheden voortdurend.
Wie in de ene situatie goed aangepast is (en zich dus best kan voortplanten) is in andere omstandigheden misschien de zwakste.
Om hierop voorbereid te zijn legt de natuur niet alle eieren in één korf, en zoekt ze anderzijds naar zoveel mogelijk variatie.
Beide betrachtingen komen met elkaar in botsing en om hier een mouw aan te passen werd vreemdgaan evolutief beloond.
Ook dieren die tot nogtoe als zeer trouw werden aanzien
zoals parkieten, zwanen en tortelduiven maken er zich volgens de laatste onderzoeken schuldig aan. Bij zoogdieren is een levenslange
partner zelfs helemaal een uitzondering. Zo is gebleken dat goudaapjes, tot voor kort aanzien als een toonbeeld van echtelijke
trouw, geregeld vreemd gaan.
Zoogdierwijfjes op de vruchtbare leeftijd zoeken er,
zoals alle ouders naar, hun kinderen zo sterk mogelijk te maken en ze zoveel mogelijk positieve eigenschappen mee te geven.
Gezien ze niet veel jongen hebben moeten ze dan ook intens investeren in een partner die zo sterk mogelijk is.
De mens vormt hier geen uitzondering op. Vrouwen hebben
er eveneens alle voordeel bij die mannen aan zich te binden die hen materieel de meeste garanties kunnen bieden om hun kinderen
op te voeden.
Omdat ze normaal uit zichzelf reeds de beste partner
hebben uitgekozen zouden we verwachten dat wijfjes (en dus ook vrouwen) geen biologisch voordeel hebben met vreemd te gaan,
maar toch zien we bij bijna alle dieren ook de vrouwtjes op avontuur uittrekken. Hier zijn verschillende redenen voor. We
zien dat overspelige wijfjes ervoor zorgen dat het eerste mannetje waarmee ze paarden, en dat vaak het meest dominante is,
dit niet te weten komt. Zo zijn ze enerzijds zeker van een beschermende partner en kunnen ze anderzijds toch snoepen van een
grotere genetische variatie.
Een andere biologische reden voor vrouwelijke ontrouw
is dat het niet steeds de eerste partner is die biologisch het meest waardevol is. Het kan altijd gebeuren dat er later iemand
komt opdagen die nog meer te bieden heeft. Dit verschijnsel is vooral opvallend bij de olifant, waar het wijfje voortdurend
paart met steeds sterker bullen, tot ze tenslotte "de juiste" gevonden heeft.
Een derde reden (die bij de mens waarschijnlijk de op
één na grootste rol speelt) is gelegen in het feit dat het beste mannetje al snel bezet is omdat er veel vrouwtjes in geïnteresseerd
zijn. Maar dat belet het wijfje niet achteraf toch alsnog te proberen te paren met het meest fitte mannetje, waarbij dan een
ander mannetje mag opdraaien voor de opvoeding van de vreemde jongen. Daartoe is het natuurlijk essentieel dat alles in het
geheim gebeurt en dat de "wettelijke vader" niets te weten komt.
In Engeland bleek zo dat 6 à 10% van de kinderen die
binnen een huwelijk geboren worden niet van de wettelijke vader zijn, en dat dit percentage hoger wordt naarmate de moeder
lager op de maatschappelijke ladder staat. In een bepaald appartementsblok in Liverpool bleken zelfs 34% van de kinderen niet
van de wettelijke echtgenoot te zijn.
De meest fitte mannen waren voor deze vrouwen onbereikbaar,
en dus stelden ze zich voor de opvoeding van hun kinderen tevreden met "de eerste de beste". Maar deze vrouwen lieten er geen
gras over groeien in te gaan op de avances van andere mannen. Ze maakten hierbij gretig gebruik van het feit dat een man niet
erg kritisch is wat zijn sexpartner betreft. We komen hiet tenandere later nog op terug (Semen is cheap). Deze mannen waren
vaak maatschappelijk (iets) hoger geplaatst, maar noodzakelijk was dit niet. Immers, gezien de onvrede met de huidige partner,
was elke kans op variatie een mogelijkheid tot (genetische) verbetering en als zodanig het proberen waard.
We zagen dat een essentiele eis voor succesvol vreemdgaan
bij de vrouwtjesdieren gelegen is in geheimhouding, omdat ze er moet in slagen een ander mannetje te doen opdraaien voor de
opvoeding van de jongen. Ook bij de mens is een typische eigenschap van vrouwelijk vreemdgaan de geheimhouding waarmee het
gebeurt. Zelfs haar naaste omgeving is er vaak niet van op de hoogte. Meestal zijn het ook echte slippertjes. Vrouwen zullen,
als ze in deze periode (hun vruchtbaarste) vreemdgaan, zich hiervoor zelden of nooit een vaste partner uitkiezen (een mannelijke
tegenhanger van de maîtresse bestaat nauwelijks), maar hun buitenechtelijke contacten zullen integendeel meer van het toeval
afhangen (het bekende "ik was aan de grond genageld toen ik hem plots zag"). Vinden ze iemand die in aanmerking komt om hen
langere tijd te boeien dan verkiezen ze meestal hun eerste partner te verlaten.
In dit laatste geval
zal een jonge vrouw vaak de voorkeur geven aan een oudere man met kinderen, bij voorkeur een weduwnaar. Zo'n
man heeft immers reeds iets in zijn leven bereikt, en hij zal dan ook een redelijke waarborg zijn voor het feit dat de vrouw
haar kinderen zonder veel problemen zal kunnen opvoeden. Daarenboven heeft hij, door vader te zijn, reeds zijn vruchtbaarheid
bewezen. Als een vrouw op zo'n man verliefd wordt is dit dan ook zelden of nooit uit rationele overwegingen, maar bijna steeds
gaat het om een zuiver dierlijk verschijnsel.
De Dorpsstier
Bij dieren is het meest dominante mannetje meestal ook het mannetje dat het meeste zekerheid
biedt. Bij de mens bestaat een onderscheid tussen beiden. Vrouwen zoeken als huwelijkspartner en wettelijke vader in de eerste
plaats iemand met een vast (liefst hoog) inkomen, en iemand die stabiel is. Voor het uitbouwen van een vaste relatie hechten
vrouwen enorm veel belang aan materiële factoren. Hierdoor komen ze dan ook wel eens terecht bij oudere of maatschappelijk
vooraanstaande mannen.
Vrouwen zoeken hiermee instinctief ook naar viriele
mannen, mannen met een hoge testosteronconcentratie in hun bloed. Testosteron, het mannelijk geslachtshormoon waarop we later
nog terugkomen, zorgt namelijk voor mannelijke agressiviteit. Een man die agressief is, en die hierdoor vooruitkomt in het
leven, bewijst daarmee dat hij veel mannelijke hormonen produceert, en dus dat hij "fit genoeg is" om haar te beschermen en
eventueel te bevruchten.
Maar deze "vooraanstaande" mannen zijn qua viriliteit
toch niet opgewassen tegen een andere categorie mannen waar vrouwen op vallen : de sterke, jonge, avontuurlijke ("viriele")
kerels, die meestal niet al te loyaal zijn, maar wel in goede gezondheid. Ze zijn dus ideale biologische vaders, maar vaak
zijn ze niet voldoende "gesetteld" of trouw om vrouwen voldoende stabiliteit te bieden. Dit verklaart het grote succes van
ski- en tennisleraars bij vrouwen. Zij zijn fysisch zeer begerenswaardig, maar onvoldoende zeker als "beveiliging". Vrouwen
vallen dan ook als vliegen voor deze viriele mannen (hoewel ze het niet graag toegeven). Maar ze denken er niet aan er een
vaste relatie mee aan te gaan, ze zijn enkel een "slippertje", en ook deze mannen willen meestal niet meer dan één nacht met
dezelfde vrouw doorbrengen.
Vooral in de periode dat ze wensen bevrucht te worden
(het begin van het huwelijk) zullen vrouwen op zoek gaan naar "goede genen". Eens ze een kind hebben zijn ze er niet meer
in geïnteresseerd, en treedt de stabiliteit die ze nodig hebben om hun kinderen
op te voeden op de voorgrond. Daarom dat vrouwen vooral vlinderen (vaak van partner wisselen) tussen twee relaties in, of
wanneer ze niet aan kinderen geraken, terwijl mannen het vooral binnen de relatie doen. Vrouwen zijn echter redelijk trouw
binnen een relatie met kinderen.
Eens de kinderen opgegroeid zijn komt een tweede periode
van vreemd gaan. Deze is vooral psychologisch te verklaren, niet meer biologisch en we zullen ze dan ook later behandelen.
Nochtans beschermen mannen zich tegen het risico te
moeten opdraaien voor andermans kind. Ze houden bv. nog sterk vast aan de dubbele moraal die zegt dat overspel van vrouwen
zwaarder weegt dan die van mannen. Mannen houden ook graag de mythe in ere dat ze ontrouw in hun genen ingebakken hebben.
Vrouwen van hun kant houden graag de mythe hoog dat zij van nature wel trouw zijn. We zien hier nu echter dat geen van beide
geslachten op dit gebied voor het andere moet onder doen.
Hij is maar een vriend
Dit onderscheid sexpartner - zekerheidspartner verklaart ook waarom vrouwen een man waar ze
steun bij vinden nooit als potentiële sexpartners zien. Deze man valt immers in de kategorie "beveiliging". Mannen die moeite
doen om een vrouw te nemen om haar persoon, en die dus een vrouw in de eerste plaats zien als een vriendin, worden hierdoor
vaak gekwetst, zeker wanneer die vrouw (wat vaak het geval is) deze man om raad vraagt hoe ze moet omgaan met een andere man,
die ze wel als sexpartner ziet, maar die haar vaak veel minder steun geeft, of waarmee ze in bed is gedoken en die haar daarna
heeft laten vallen. Een "sexpartner" stelt in de ogen van een vrouw immers heel andere (biologische) eisen dan een "steunpartner".
Mannen maken dit onderscheid niet en dit geeft vaak aanleiding tot veel wrijvingen wanneer de vrouw de relatie asexueel wil
houden, terwijl de man niet inziet wat er zo verkeerd is aan sex in hun verhouding.
Mannen in zo'n situatie hebben vaak het gevoel dat de
vrouw wel graag ontvangt (raad, steun), maar niet bereid is te geven. Zoals we later nog zullen zien heeft een man immers
minder behoefte aan raad en steun, maar wel aan sex, waar een vrouw dan weer gemakkelijker zonder kan. In alle geval komt
het daarop neer dat de vrouw wel krijgt wat zij in een relatie het belangrijkst vindt, en de man niet. Dergelijke asexuele
vriendschapsrelatie is dan ook vooral op vrouwenleest geschoeid en in functie van de vrouw en ze gaat voorbij aan wat de man
wenst. Meestal worden zijn wensen zelfs volledig afgewezen[1].
Vanuit vrouwenstandpunt voldoet deze vorm van "vriendschap
zonder sex" aan al haar behoeften. Zij krijgt immers haar steun (wat haar eerste behoefte is bij een man), zonder dat ze sex
in de plaats moet geven. Vanuit mannelijk standpunt is deze vorm van vriendschap echter kwetsend omdat ze zo onrechtvaardig
is. Hij krijgt immers wel raad en steun (wat hij bij een vrouw minder nodig heeft), maar geen sex (wat bij hem een basisbehoefte
is in zijn omgang met een vrouw). Het is dan ook een vriendschap waar vooral de vrouw bij wint en die vooral aan haar wensen
en behoeften voldoet, en weinig of niet rekening houdt met de wensen en verwachtingen van de man. Niets kwetst een man dan
ook erger dan een vrouw die hem zegt dat ze hem "als een vriend ziet".
Mannelijke Jaloezie
Bij mannen die vreemd gaan ligt de situatie anders. Zij zoeken in de eerste plaats een garantie
dat ze hun genen kunnen verspreiden en zoveel mogelijk nakomelingen kunnen verwekken. Anderzijds willen ze beletten op te
moeten draaien voor jongen die door een andere man verwekt zijn.
Daarom is een man monogaam als het zijn eigen vrouw
aangaat, maar promiscue als het om andermans vrouwen gaat. Hijzelf zou niet liever doen dan vlinderen, maar hij aanvaardt
niet dat een andere man aan zijn vrouw komt. Dit is een gevolg van de twee dierlijke emoties die in hem om prioriteit vechten
: zijn eigen genen verspreiden en zijn vrouwtje beletten hem met andermans genen op te schepen.
Ben Greenstein beschrijft tenandere prachtig waarom een man zo
bezitterig is .
Ze is "zijn" vrouw, zijn "bezit". Hij heeft erin geïnvesteerd
om ze voor zich te winnen en nu de koop gesloten is is ze zijn "eigendom". Dit is tussen haakjes tenandere de reden waarom
veel mannen niet aanvaarden van hun "bezit" hen de les spelt. Een van de grootste beledigingen die een vrouw een man kan aandoen
is in het bijzijn van anderen zijn autoriteit te ondergraven. Hij verliest het gezicht als hij zijn vrouw niet "baas kan".
Ze is zijn exclusieve broedmachine en door kinderen op de wereld
te zetten die van hem zijn bewijst ze dat hij reproduktief is. Is ze zelf onvruchtbaar (of kan hij het ontbreken van kinderen
op haar afwentelen) dan is ze nutteloos voor hem.
Zij is de beker die hij won door andere mannetjes te overwinnen
in de concurrentiestrijd om het wijfje. Een van de grootste beledigingen die een vrouw een man naar het hoofd kan slingeren
is dan ook dat hij een nul in bed is, of dat hij, vergeleken met een andere man, te licht uitvalt. Veel mannen pronken dan
ook met hun vrouw, en voor veel mannen is hun vrouw hun uithangbord. Hoe mooier ze is, hoe meer effect het heeft en hoe meer
de andere mannen hem benijden.
We mogen dus met recht zeggen dat mannelijke jaloezie
vooral of uitsluitend voortkomt uit bezitsdrang. In de eerste plaats wil hij hiermee beletten dat een andere man zijn wijfje
bevrucht. Mannen zijn dan ook erg gekwetst en verontwaardigd wanneer ze hun partner met een andere man in bed vinden, en ze
zullen haar dat (bijna ) nooit vergeven.
En ook wil hij zijn "garantie voor seks" niet zo graag
afgeven. In de natuur moeten de mannetjes immers om een wijfje strijden en enkel het dominante mannetje kan paren, bij zoogdieren
vaak met een ganse harem. En hoewel de hogere primaten zelden om een wijfje strijden, toch bestaat ook bij hen het instituut
van de harem (meerdere mannetjes bezitten samen meerdere wijfjes). Het is dit dierlijk instinct dat nog steeds diep in de
mannelijke genen ingeprent zit.
Raar is wel dat mannen geen enkel probleem hebben met
een partner die een affectieve relatie heeft met een andere man, zolang ze maar zeker zijn dat ze niet met deze vriend naar
bed gaat. Dit verklaart waarom mannen er geen objectie tegen hebben dat hun vrouw een of andere activiteit doet samen met
andere mannen. Zoals we nog zullen zien is dit anderzijds iets wat vrouwen nooit (van harte) zullen toestaan, omdat ze
vrezen dat hun man wel eens van die andere vrouw zou kunnen gaan houden.
Er zijn nochtans voorbeelden die ons kunnen doen twijfelen
aan deze mannelijke jaloezie. Zo bestaat in Tahiti de gewoonte dat een man zijn vrouw weggeeft aan elke langskomende bezoeker.
Van jaloezie is bij dit volk geen sprake, net zomin als bij de Eskimo's die er soortgelijke gewoonten op nahouden. De vaak
gehoorde bewering dat jaloezie in de mannelijke genen is ingebakken moet dan ook met een korrel zout genomen worden. Ook opvoeding
speelt een niet onaanzienlijke rol.
Tahiti is echter een eiland waar er voldoende voedsel
is, en waar een kind opvoeden niet zo'n groot probleem is. Er heerst ook een groot solidariteitsgevoel. De mannen voelen kinderopvoeding
dan ook niet zo aan als moeilijk of lastig.
Bij de Eskimo's liggen de zaken anders. Gezien deze
volkeren in zeer kleine gemeenschappen leven is de kans op inteelt er enorm groot. Door met een vreemde man naar bed te gaan
heeft een vrouw de kans dat haar kind "frisse" genen in de gemeenschap inbrengt, en dit maakt jaloezie vanwege de mannen inefficiënt.
Integendeel zelfs, hun kinderen worden er waardevoller door.
We mogen ook niet vergeten dat veel volkeren er niet
zo'n bezitsidee hebben in verband met kinderen, en dat veel volkeren een meer uitgebreide opvang voor hun kinderen kennen
dan wij in het westen (grootgezin ...). De drang om de vrouw monogaam te houden is dan ook niet bij alle volkeren even groot.
Mannelijke ontrouw
Een jong gehuwd man is zeker van zijn paringsmogelijkheid. Als hij er niet teveel
moeite moet voor doen zal hij wel links en rechts een graantje meepikken, maar echt jagen op andere vrouwen doet hij nog niet.
Om zijn genen te verspreiden is het immers nodig dat hij zich met andere mannen in een concurrentiestrijd werpt. De vrees
hiervoor vormt echter bij veel jonge mannen onvoldoende tegenwicht tegen het feit dat zij voldoende aan hun trekken komen
bij hun partner.
Daarenboven is de concurrentie groter naargelang de
vrouw aantrekkelijker (lees : "genetisch interessanter") is. En het zijn bijna enkel die vrouwen die hem er eventueel nog
toe kunnen aanzetten vreemd te gaan. De andere vrouwen wegen niet op tegen zijn eigen partner. Daarom is hij trouwer dan zij.
Bij een man die aan het begin staat van een relatie primeert seksuele verzadiging bij de eigen partner op het verspreiden
van zijn genen.
Waarschijnlijk voelt een man op die leeftijd ook niet
zo'n sterke drang om vreemd te gaan als een vrouw omdat voor hem de tijd niet beperkt is, iets wat bij haar wel meespeelt.
Hij heeft nog een lange vruchtbare periode voor de boeg, en staat nog maar in het begin ervan. De tijdsdruk is dus veel kleiner.
Mannen die daarentegen de concurrentiestrijd wel aandurven,
en deze ook aankunnen, hebben dan weer geen enkele reden om te huwen of een stabiele relatie uit te bouwen. Daarenboven komen
de vrouwen zich bij wijze van spreken bij hen aanbieden om bevrucht te worden. Ze hebben dus keuze zat en vlinderen van de
ene gelegenheidspartner naar de andere. Bovengenoemde skileraar heeft keuze te over en zal geen twee maal met dezelfde vrouw
onder de lakens duiken.
Eens vader krijgt een gehuwd man echter minder kans
tot paren. De aandacht van zijn vrouw wordt grotendeels in beslag genomen door het kind, en de man komt maar op de tweede
plaats. Dus zoekt hij elders en haalt het dierlijke weer de bovenhand.
Want naast de drang tot paren is ook hij geïnteresseerd
in het verspreiden van zijn genen. Daarenboven is op die leeftijd zijn seksuele drang nog zo groot dat hij, als hij thuis
onvoldoende bevredigd wordt, wel bereid is de strijd met andere mannen aan te gaan. Dus is nu zijn tijd gekomen om vreemd
te gaan.
Hij is hierbij vaak weinig kieskeurig. Een stabiele
relatie zit er niet in, het is meer een "grijp je kans". Een man hoeft immers niet zo kritisch te zijn als een vrouw als het
op partnerkeuze aankomt. Hij kan gemakkelijk de ene dag de ene vrouw "bevruchten" en 's anderendaags een andere. Zijn spermaproductie
is overvloedig genoeg en wordt snel genoeg aangevuld.
Als hij ouder wordt speelt weer een andere factor mee.
Een man blijft tot op zeer hoge leeftijd vruchtbaar, en dus zal hij tot op zeer hoge leeftijd de biologische drang voelen
zich voort te planten. Gezien dit echter niet meer mogelijk is met zijn eigen vrouw, die na haar menopauze immers onvruchtbaar
is geworden, zal hij het elders zoeken. Dit is dan ook de leeftijd waarop veel mannen hun vrouw inwisselen voor een meisje
van half hun eigen leeftijd.
Omdat hij tegen dan over het algemeen materieel "aangekomen"
is heeft hij er meestal niet al te veel moeite mee een meisje op de kop te tikken dat op haar beurt op zoek is naar zekerheid
voor het stichten van haar "nest".
Maar ook bij de mannen speelt op die leeftijd een psychologische
factor mee. Daar komen we later nog op terug.
Semen is cheap
Eens er kinderen zijn zijn vrouwen veel trouwer dan mannen, omdat ze de veiligheid van het
nest hard nodig hebben. Mannen daarentegen worden niet tegengehouden door deze drang naar stabiliteit. Dit heeft voor gevolg
dat, over de periode van een gans leven genomen, mannen meer promiscue zijn dan vrouwen. Ook voor dit verschil is een verklaring.
De oorzaak hiervan is namelijk een genetische selectie, en ook deze hebben mensen gemeen met de meeste andere diersoorten.
Een man kan het zich permitteren zoveel seks te hebben
als hij wil. Een mannetjesdier produceert namelijk een enorme massa kleine gameten (geslachtscellen). Iedere ejaculatie bevat
honderden miljoenen zaadcellen. Hij kan het zich zelfs permitteren te copuleren wanneer dit geen reproduktieve gevolgen heeft
en wanneer er bijna zeker geen kinderen zullen verwekt worden. "Verspild sperma" wordt immers binnen de kortste keren opnieuw
aangevuld , zodat zijn "avontuurtje" geen gevolg heeft voor zijn voortplantingskansen en hij 's anderendaags zonder problemen
opnieuw kan beginnen.
Enkel wanneer dit "'onproduktief gedrag" copulatie belet
met een vruchtbare vrouw zijn er problemen vanuit biologisch standpunt. Dit kan bv. het geval zijn bij de zogenaamde "hardcore
homosexuality", waar een man enkel interesse vertoont voor een andere man en geen oog heeft voor vrouwen.
Doordat een man reproduktief genoeg is om bijna onbeperkt
seks te hebben, en gezien dit generlei zijn voortplantingskansen vermindert, is er geen enkele reden waarom hij niet zou proberen
zoveel mogelijk partners te krijgen. Biologisch kan een man elke dag een andere vrouw bevruchten en over zijn ganse vruchtbare
periode (70 jaar !) kan hij dus een enorm nageslacht hebben. Door meerdere partners te hebben verhoogt zijn kans zijn genen
te verspreiden, en hoe meer kansen hij waarneemt, hoe reproduktiever hij is. Een man(netjesdier) heeft er helemaal geen voordeel
bij trouw en monogaam te blijven.
Laten we eens de situatie bekijken bij de mens. Beginnen
we de situatie te bekijken van een trouw man. Laten we ook veronderstellen dat trouw erfelijk bepaald is en gelegen is op
een "trouwheidsgen".
Gezien een vrouw slechts 1 dag per maand vruchtbaar
is reduceert een man die enkel met zijn echtgenote seks heeft zijn voortplantingsmogelijkheden tot 1 maal per 28 dagen. De
andere 27 dagen verspilt hij zijn zaad bij haar (tenminste als we de zaak enkel vanuit reproduktief standpunt bekijken). Een
trouw man zal dan ook weinig kans hebben dit "trouwheidsgen" te verspreiden.
Nemen we nu de situatie van een promiscue man, die "erfelijk
belast is" met een gen dat hem aanzet ontrouw te zijn. Deze man vlindert veel en heeft elke dag een andere partner. De kans
op voortplanting is dan ook veel groter, omdat de waarschijnlijkheid dat de coïtus plaatsgrijpt op de vruchtbare dag van een
vrouw veel groter is. Een man die vlindert heeft dan ook meer kans op voortplanting en hoe meer promiscue hij is, hoe meer
hij zich voortplant. Het gen voor ontrouw wordt dus meer verspreid dan het gen voor trouw, en na meerdere generaties zijn
alle mannen opgezadeld met het "ontrouwgen". Promiscuïteit wordt dus genetisch uitverkozen voor de man.
Bij een vrouw is de situatie anders : ze produceert
slechts sporadisch één (grote) gameet. Een vrouw heeft maar 1 eicel (met een volume gelijk aan 85000 spermacellen) per maand
en ze moet er dan ook spaarzaam mee omspringen. Ze zal dan ook veel kritischer zijn wat haar partner betreft. Ze wil zomaar
niet door de eerste de beste voorbijganger bevrucht worden. Hij moet biologisch fit zijn wil hij een kans maken.
Een vrouw kan moeilijk meer dan 1 kind per 2 à 3 jaar
krijgen. Tijdens het zogen is haar vruchtbaarheid namelijk sterk verminderd (als ze onvoldoende of onregelmatig gevoed wordt
valt ze zelfs helemaal weg), en gezien onze voorouders waarschijnlijk 2 jaar zoogden geeft dit (samen met de 9 maanden dracht)
een kind om de 3 jaar ongeveer. Op een vruchtbare periode van 30 jaar (en dit is enorm veel gezien de lage levensverwachting
van onze oermoeders) betekent dit een maximum van 12 kinderen. Een vrouw die draagster is van het gen voor ontrouw heeft 1
kans per maand om dit door te geven, een vrouw met het gen voor trouw heeft even veel kans om dit door te geven. Er is voor
de vrouw dus geen verschil tussen trouw en ontrouw zijn, zodat er bij haar geen natuurlijke selectie optreedt in het voordeel
van promiscuïteit. Enkel het feit dat promiscuë gedrag haar kans op de sterkste partner vergroot doet de balans lichtjes doorhellen
naar "ontrouw zijn".
Komt daar nog bij dat veel van haar kinderen sterven
voor ze zelf volwassen zijn en zich zelf kunnen voortplanten. Ze verliest dus een deel van haar mogelijkheden om haar eicellen
genetisch produktief te maken. Een man daarentegen hoeft zich niets aan te trekken van de kindersterfte omdat hij voldoende
nakomelingen heeft om zelfs een groot verlies te "overleven".
We mogen dus gerust zeggen dat echtelijke trouw een
verschijnsel is dat vanuit biologisch standpunt bekeken in overeenstemming is met de natuur van de vrouw, maar totaal tegennatuurlijk
voor een man. Biologisch kan een man er enkel maar bij verliezen. Een vrouw daarentegen heeft enkel voordeel bij ontrouw wanneer
haar man geen seks wil, wanneer hij onvruchtbaar is of wanneer ze een "sterker mannetje" ontmoet (dat sterkere kinderen oplevert,
die over meer overlevingskansen beschikken).
Bij de mens zou er een factor kunnen zijn die deze promiscuïteit
tempert. Men verwacht immers dat een vrouw een man verkiest die trouw is omdat deze haar meer garanties geeft bij de opvoeding
van haar kinderen. Maar zoals we reeds zagen speelt deze factor niet omdat de vrouw biologisch andere eisen stelt aan de natuurlijke
vader dan aan de "wettelijke" vader.
A Lawson, Adultery: an analysis of love and betrayal Basic Books 1988
Ben Greenstein, De Kwetsbare Man, Uitg
De Kern Baarn, pg 137