Ik ben mijn eigen baas
Zoals
we reeds zagen zijn mannen sterk hiërarchisch ingesteld. In een groep willen ze steeds weten waar ze juist staan en hoe ze
zich verhouden tot de andere leden. Hoewel ze dus enerzijds een sterk gevoel hebben voor samenhorigheid en voor de behoeften
van de groep, heeft dit toch voor gevolg dat ze daarnaast ook een zeer groot zelfbewustzijn hebben.
We
zagen ook reeds dat een mens permanent heen en weer geslingerd wordt tussen onafhankelijkheid en samenhorigheid. Een man legt
hierbij zeer sterk de nadruk op het eerste, een vrouw op het tweede. Een man haalt een deel van zijn zelfbeeld uit de plaats
die hij inneemt in de maatschappij, en hoe onafhankelijk hij daarbij staat, dus in feite uit de mate waarin hij erin slaagt
ontzag van anderen te krijgen. Een vrouw haalt haar zelfrespect daarentegen vooral uit het aantal relaties dat ze heeft, uit
de mate dus waarin ze verbondenheid kan creëren en onderhouden.
Deze
drang naar onafhankelijkheid speelt eveneens een zeer grote rol binnen relaties. We zullen in dit verband later nog het elastiekeffect
bespreken, maar dat is maar één facet. Er zijn er nog meer.
Befehl
ist Befehl
Zo
zal een man nooit aanvaarden dat iemand in zijn gezin hem een bevel geeft. Vragen mag, bevelen niet. Doet je dit wel, dan
zet hij dadelijk al zijn stekels op en je mag er donder op zeggen dat er niet veel zal in huis komen van wat er hem gevraagd
werd. Zeker wanneer dit in het bijzijn van andere mannen gebeurt (en vooral als het om ”vrouwenwerk” gaat), of
wanneer de mening van de omgeving van groot belang is voor de man die bevolen wordt, kan je gegarandeerd heibel verwachten.
Dit is tenandere de reden waarom een man in een organisatie slechts uiterst moeilijk onder zijn vrouw kan werken,
iets wat in familiebedrijfjes of bij zelfstandigen wel eens problemen kan geven. Wil je dus zeker zijn dat wat je vraagt niet
zal uitgevoerd worden, vraag het dan onder vorm van een bevel.
Nu
is het zelfs zo dat het vaak voorkomt dat een vrouw denkt een gewone vraag gesteld te hebben, terwijl haar partner het als
een bevel opvat. Reeds de toon laat vaak een zweem horen van ”en ik sta erop dat je het doet” of ”en ik
zou me verongelijkt voelen als je het niet deed” of ”en ik vind het echt belangrijk dat je het doet”. Voor
vrouwen betekent deze toon ”ga erop in, want ik vind het belangrijk”, op mannen komt hij echter over als een bevel.
Zo
voelen mannen zich vaak gemanipuleerd door de manier waarop vrouwen hulp vragen. In de plaats van te zeggen ”ik zou
graag hebben dat je me hielp bij...” vragen ze meestal ”Kan je niet...”. Maar een man weet ook zeer goed
dat hij in feite de (soms zeer dringende) vraag krijgt om te komen helpen. Wanneer zijn vrouw hem vraagt of hij kan helpen
komt dit op hem echter meestal over alsof ze eraan twijfelt of hij wel zal willen helpen. Soms ook vat hij het op als een
vraag of hij wel bekwaam is om deze hulp te bieden, en zeker dan schieten zijn stekels omhoog. Want juist de persoon die het
meest vertrouwen zou moeten hebben in zijn bekwaamheid stelt deze in vraag. Wat zeer pijnlijk overkomt en niet in dank wordt
afgenomen.
Vraag
je hem echter of hij komt helpen, dan druk je vertrouwen uit dat hij het wel zal doen, dat hij niet negatief zal reageren.
En alleen al dit vertrouwen zal hem gunstiger stemmen en aanzetten je vraag positief te beantwoorden. Als hij daarenboven
voelt dat je zijn weigering zonder boosheid of wrokgevoelens aanvaardt, dan zal hij meer geneigd zijn toch ja te zeggen. Weet
of verwacht hij dat je zijn vrijheid niet respecteert en dat je je wilt opdringen, dan komt weer zijn drang boven de strijd
aan te gaan en kan je soms lang wachten. Dan kom je tot de situatie waarin hij "ja" zegt maar weken later er nog niet
aan begonnen is.
Mopperen
Komt
daar nog bij dat vrouwen vaak bepaalde zaken niet vragen omdat ze er heilig van overtuigd zijn dat hun partner toch gaat weigeren.
Ze voelen zich in zo’n geval echter wel afgewezen, iets wat zeer onrechtvaardig is omdat hij niet de kans kreeg om te
aanvaarden en omdat hij beoordeeld wordt op een idee in andermans hoofd en niet op zijn eigen daden.
Wil
je dus hulp dan moet je goed rekening houden met volgende regels:
· Vraag hulp, wacht niet tot ze aangeboden wordt
· Vraag rechtstreeks hulp, gebruik geen zijwegen.
· Verwacht niet dat hij tussen de lijnen kan of zal lezen.
· Hou het kort en bondig.
· Begin geen ganse uitleg te geven
· Doe het op een moment dat het ook voor hem past
· Aanvaard dat hij zijn taak anders uitvoert dan jij het zou doen. Hij
is misschien te oppervlakkig, maar de kans is even groot dat jij teveel de kippenneuker uithangt.
· Eis niets, noch in woorden, noch in toon. Vraag ”Wil je...”
en niet ”Kun je...”
Laat
je ook niet van de wijs brengen als hij begint tegen te pruttelen. Dit is namelijk een heel goed teken. Als hij wil weigeren
zal hij het wel doen, dus als hij moppert betekent dit dat hij aan het nadenken is of hij wel aan je vraag zal voldoen. Hij
is zijn behoeften aan het afwegen tegen de jouwe. Meestal echter is het resultaat een ”ja”, zeer tot verwondering
van de vrouw die zoiets helemaal niet meer verwacht, en vaak uit ergernis al zelf begonnen is aan de taak. Wanneer de man
dan alsnog komt helpen stuurt ze hem vaak verongelijkt weg met een ”eerst wou je niet, en nu ik begonnen ben moet je
ook niet meer komen”. Ze had er dan ook beter aan gedaan wat meer geduld aan de dag te leggen en hem duidelijk te maken
dat haar behoeften ook het recht hebben om te bestaan en voldaan te worden. Vrouwen willen echter dadelijk een positief antwoord,
en krijgen ze dit niet dan voelen ze dit te vaak aan als een gebrek aan liefde en te weinig als een botsing tussen twee behoeften.
Ook
wanneer hij al beslist heeft dat hij wel aan uw vraag zal voldoen, wanneer hij er zelfs al mee bezig is, maar wanneer hij
dit ongaarne doet, zal hij aan het kniezen slaan. Hij moet immers op een of andere manier zijn frustratie afreageren. Hij
moet zijn zinnen verzetten om deze onaangename periode zo snel en zo aangenaam mogelijk door te geraken. En hoe kan hij dit
beter dan door rituele agressiviteit te gebruiken tegenover de persoon die hem dit allemaal heeft aangedaan, in casu zijn
partner. Er zit hier echter helemaal geen boosheid achter, laat staan ergernis. Het is enkel een manier om de zinnen te verzetten,
manier die vrouwen, met hun oerserieuze instelling, meestal ernstig opnemen en die ze dus niet kunnen appreciëren.
Macht
versluieren
Maar
terug naar het vragen. De situatie is hier namelijk nog veel complexer dan ze lijkt. Als je als vrouw immers de beslissing
zou nemen je partner vrij te laten of hij al dan niet doet wat je hem vraagt, dan nog mag je je aan problemen verwachten.
Want zijn hiërarchische voelhorens zullen dadelijk opmerken dat je hem de vrijheid geeft zelf te beslissen, dus dat je hem
een gunst bewijst, dus dat je zijn meerdere bent. Iemand die iets geeft is immers meer waard dan degene die ontvangt. Ook
nu dus komt er ruzie.
Een
man ziet zijn vrijheid immers als een fundamenteel mensenrecht, niet als iets wat hij ontvangt uit de handen van iemand anders.
Vrouwen, wiens gevoel voor metataal (de idee achter de woorden) op andere domeinen sterker ontwikkeld is dan dit van mannen,
zijn op het gebied van macht en hiërarchie hun mindere, en dit is een van de enige domeinen waar zij geen boodschap zullen
ontwaren, daar waar bijna alle mannen deze zonder problemen zullen aanvoelen.
Daarom
dat vrouwen zeer goed moeten opletten hoe ze een man aanpakken. Een van de manieren waarop ze dit kunnen doen is gebruik maken
van metataal. Wanneer mensen om een of andere reden de ander willen beïnvloeden zonder dat deze dit als een bevel zou aanvoelen,
dan kunnen ze hun wens versluieren door hem indirect te brengen.
Vrouwen
doen dit zeer vaak, maar mannen, met hun voelhorens die op hiërarchie staan afgesteld, zullen hier vaak recht doorheenkijken.
Ze zullen de wens of het bevel veelal als zodanig waarnemen en ze zullen duidelijk op dit niveau reageren.
We
zagen reeds hoe in meisjesgroepen beslissingen genomen worden: door voorstellen en tegenvoorstellen te doen tot alle partijen
het eens zijn. Bij jongens daarentegen worden bevelen uitgedeeld.
Daarom
zijn vrouwen niet zo ontvankelijk voor de hiërarchische omgang van mannen, en mannen niet zo ontvankelijk voor de egalitaire
omgang van vrouwen. Vrouwen zullen er, als er beslissingen dienen genomen te worden in het gezin, de voorkeur aan geven dit
te doen via voorstellen en tegenvoorstellen.
Waar
”Wat zou je ervan denken als we vandaag eens iets haalden bij de Chinees?” voor een vrouw vaak niet meer is dan
het uiten van een wens en het begin van een onderhandeling, ziet een man hier vaak de boodschap in ”Ik wil Chinees eten
vandaag, ga je daarmee akkoord?”.
Mannen
zien hier dan ook enkel een voorstel in waarbij dient beslist wat er gegeten wordt. Voor een man is dit dus een wens waar hij al dan
niet kan op ingaan. Aanvaardt hij niet dan is er in zijn ogen geen reden een tegenvoorstel te doen. Dat is de taak van de
persoon die afgewezen werd. Hij, en hij alleen, moet de volgende stap zetten om tot een compromis te komen. Het is dan ook
normaal dat hij geen tegenvoorstel doet als hij het voorstel van zijn vrouw afwijst. Wat dan weer voor gevolg heeft dat de
onderhandeling stilvalt, zeer tot ongenoegen van de vrouw.
Nochtans
is de ”keuze” die vrouwen elkaar geven zeer verraderlijk. Hoewel men op het eerste gezicht de indruk heeft vrijgelaten
te worden, toch is dit helemaal niet het geval. Een vrouw die haar man (of een andere vrouw) een voorstel doet rekent er namelijk
op dat hij wel zal inzien hoe belangrijk deze zaak voor haar is, en hoeveel behoefte ze eraan heeft hierin haar zin te krijgen.
De vrouw rekent er dus op dat de ander zal toegeven. Doet hij dit niet dan voelt ze zich verongelijkt, omdat de ander geen
oog had voor haar nood. Een voorstel is dus vaak niet anders dan de vrouwelijke tegenhanger van het mannelijk bevel. Vrouwen
zijn dus niet minder bazig, maar ze werken subtieler.
We
botsen hier een essentieel verschil tussen mannen- en vrouwentaal. Mannen ergeren er zich vaak over dat vrouwen niet duidelijk
met hun wensen voor de dag komen, dat ze altijd omwegen gebruiken. Ze zien echter enkel het voorstel als zodanig en niet het
verlangen van de vrouw om hierover symmetrisch te onderhandelen. Een zoveelste misverstand over communicatiestijl.
Ik ga
op stap
Mannen
delen dus hun mening mee, nemen eventueel de beslissing, of vragen de ander ze te nemen, maar nooit zullen ze een tegenvoorstel
vragen of verwachten. Degene die bevoegd is te beslissen beslist en de rest legt er zich bij neer of vecht de beslissing aan.
In het laatste geval komt het dan tot een discussie (of ruzie).
Een
vrouw echter verwacht van haar man dat hij voor iedere te nemen beslissing met haar aan tafel gaat zitten om erover te praten.
Doet de man dit niet, dan voelt ze zich buitengesloten. Wil hij met vrienden gaan stappen, dan verwacht ze dat hij haar mening
daarover vraagt. Was ze zelf niets van plan dezelfde dag? Past het wel? Gaat ze ermee akkoord? Meestal is dit enkel om haar
toe te laten toe te geven, maar ze vindt het belangrijk haar zeg te hebben en geconsulteerd te worden.
Een
man zal dit echter zelden of nooit doen, omdat er met zijn vrouw over praten in zijn ogen hetzelfde is als haar het recht
geven tussen te komen in iets wat hij als zijn privé-domein ziet. Er met haar over praten betekent dat hij haar het recht
geeft mee te beslissen, en dus in zekere zin meester over hem te spelen. Zijn (bewegings)vrijheid wordt erdoor beknot en dat
kan hij niet aanvaarden. Dus beslist hij zelf, spreekt af met zijn vrienden en deelt haar gewoon mee wat zijn plannen zijn.
Zeer tot ongenoegen van zijn vrouw natuurlijk.
Symmetrie
en Complementariteit
Communicatie
deelt onrechtstreeks mee hoe beide gesprekspartners elkaar zien. Er wordt een ”relatievoorstel” gedaan. Dit relatievoorstel
houdt ook in dat we een uitspraak doen over hoe we de ander hiërarchisch zien ten opzichte van onszelf. Denken we boven, naast
of onder hem te staan?
Vrouwen
zullen vooral streven naar een kader waarin ze naast elkaar staan en waarin de wederzijdse betrokkenheid op de voorgrond treedt.
Ze hebben dus in de eerste plaats oog voor het feit of hun gesprekspartner zich al dan niet verbonden voelt met hen,
Mannen
daarentegen voelen zich veiliger en meer thuis als ze hiërarchisch met elkaar kunnen omgaan of als ze elkaar kunnen aanvullen.
Zij letten er meer op of de ander niet probeert boven hen te staan. Bij hen ligt de nadruk derhalve vooral op onafhankelijkheid.
Communicatie gebaseerd op gelijkheid noemt men symmetrisch, communicatie op basis van ongelijkheid en elkaar aanvullen heet
complementair.
Vrouwen
houden niet van complementariteit. Hiërarchie roept bij hen steeds gedachten op aan hoogmoed, afstandelijkheid en gebrek aan
vriendelijkheid. Gedeeltelijk hebben ze hierin gelijk, maar de situatie is niet zo zwart-wit als ze wel denken. Een complementaire
relatie kan ook haar voordelen hebben. Wanneer beide partijen bvb. tegenovergestelde wensen hebben, die elkaar goed aanvullen
zijn ze beter af met een complementaire relatie.
En
hier geldt zelfs dat de relatie beter wordt naarmate de verschillen groter zijn. Sommige vrouwen voelen zich gevleid door
de hoffelijkheid en de attentie van een man, ze zijn blij met de aandacht die ze krijgen. De man van zijn kant houdt ervan
attent te zijn. Beiden krijgen in de asymmetrische relatie wat ze wensen. Hoe meer de ene ervan houdt attent te zijn, en hoe
meer de andere graag vertroeteld wordt, hoe beter ze zich beiden voelen. Complementaire omgang heeft dus ook zijn voordelen.
Dit
kan echter snel ontaarden in enerzijds overbezorgdheid en anderzijds in kinderlijk gedrag. De vrouw kan haar verlangen vertroeteld
te worden tenslotte zo sterk laten op de voorgrond treden dat ze alle initiatief en verantwoordelijkheid opzegt en de man
kan zo bezorgd worden dat hij haar als een klokhen begint te bemoederen.
Komt
daar nog bij dat, waar op het eerste gezicht symmetrie de beste manier lijkt om met elkaar om te gaan, dit toch niet steeds
het geval is. De enige oplossing om uit een impasse te geraken is meestal dat een van beiden het aanbod (dus de autoriteit)
van de ander aanvaardt en toegeeft.
Normaal
wordt hier dan wel stilzwijgend overeengekomen dat bij een volgende gelegenheid de andere persoon zal toegeven. Over langere
termijn is de relatie symmetrisch, maar per afzonderlijk feit genomen is ze het niet. Symmetrie is dus goed zolang er sprake
is van een gelijke bekwaamheid, en zolang er geen situatie optreedt waaruit enkel een uitweg bestaat door het breken van de
symmetrie (bvb wie gaat eerst door een deur?).
Verantwoordelijkheid
vluchten
Een
andere voordeel van complementariteit is dat het de ”ondergeschikte” of ”volger” ontslaat van alle
verantwoordelijkheid. Na de tweede wereldoorlog waren veel vrouwen die in de oorlogsindustrie hadden gewerkt maar al te blij
dat ze het beroepsleven konden inwisselen tegen de veiligheid van het huishoudwerk. Het ontsloeg hen van veel verantwoordelijkheid,
en het enige wat van hen gevraagd werd was dat ze het huishouden draaiende hielden, het budget niet overschreden en de kinderen
een goede opvoeding gaven. Alle zware problemen werden echter op hun man afgewenteld. Zware ziekte van de kinderen, ermee
naar de kliniek trekken, een onvoldoende budget, problemen met administratie, buren enz., alles werd door de man opgelost.
In
de jaren ’70 zagen we een zelfde verschijnsel. Veel vrouwen, zelfs zij die hevig vasthielden aan hun gelijkberechtiging,
wilden na de geboorte van hun eerste kind, thuisblijven om het op te voeden. Ze waren blij verlost te zijn van de zware verantwoordelijkheid
in te moeten staan voor een inkomen. Ze apprecieerden de veiligheid die hun partner hen bood en het gebrek aan financiële
zorgen.
Veel
gehuwde vrouwen gaven er de voorkeur aan hun onafhankelijkheid op te offeren in ruil voor verminderde financiële verantwoordelijkheid,
teneinde zich in alle rust te kunnen concentreren op wat ze toen belangrijker vonden: de opvoeding van hun kinderen. Toen
de kinderen opgegroeid waren gingen veel van deze vrouwen een nieuw beroepsleven uitbouwen en namen weer hun financiële verantwoordelijkheid
op, maar steeds zagen ze hun man er als eerste verantwoordelijk voor dat het inkomen voldoende hoog was.
Er
bestaat nog een ander voorbeeld waarin vrouwen verantwoordelijkheid vluchten en deze op de man afwentelen: de eerste stap
zetten in een relatie. Vrouwen houden er over het algemeen niet van duidelijk het initiatief te nemen om een relatie in gang
te steken, en zijn daarom vaak blij dat ze zich in deze complementaire omgangsvorm kunnen nestelen door deze risicovolle handeling
in de schoenen van de man te schuiven (die er ook meestal niet zoveel van houdt tenandere). Doordat het meisje rustig kan
wachten tot de jongen zijn moed in beide handen neemt om haar te vragen, loopt ze geen risico op een afwijzing. De verantwoordelijkheid
voor het beginnen van de relatie ligt volledig bij de jongen. De pijn bij afwijzing ook. En tot grote verbazing van mannen
stellen deze steeds opnieuw vast dat zelfs zeer geëmancipeerde vrouwen beweren dat het de man is die de eerste stap moet zetten.
Op veel mannen komt dit over als lafheid of gebrek aan consequentie in de principes.
Oordeel
niet te snel!
We
zien hier dat het soms verraderlijk is te denken dat de initiatiefnemer de machtigste is. In bovenstaand voorbeeld zit het
meisje namelijk in de comfortabele positie van degene die kan beslissen, niet enkel over het feit of ze op het voorstel van
de jongen ingaat, maar ook over diens zelfbeeld.
Afgewezen
worden is immers voor niemand prettig en geeft steeds een knauw aan het zelfvertrouwen van degene die er het slachtoffer van
geworden is. Het geeft het meisje dus een enorme macht. De jongen die beslist of hij al dan niet de eerste stap zet lijkt
de sterkste te zijn in deze hiërarchische structuur, maar in feite is het meisje degene die beslist of er al dan niet iets
van voortkomt. Zij heeft dus het laatste woord en alle touwtjes in handen. Een complementaire relatie is dus zeer verraderlijk
om te beoordelen, en ze kan zeer snel omwisselen wat de macht betreft. Het is niet steeds dezelfde persoon die leiding heeft
en dezelfde persoon die ”onderdanig” is.
Complementariteit
is ook niet altijd een vorm van vrijwillige overheersing. Het is even vaak een situatie waarin men gemanoeuvreerd wordt doordat
de andere partij te laf of te zwak is om zelf verantwoordelijkheid of initiatief te nemen. In feite is het in zo'n geval degene
die het laagst lijkt te staan, die de sterkste positie heeft omdat hij de andere partij verplicht iets te doen waar deze zich
niet goed bij voelt.
Niet
elke opgedrongen complementariteit is echter af te keuren. Het kan ook zijn dat de ene partij gewoon de autoriteit, grotere
kennis of ervaring van de ander aanvaardt. Daarbij komt nog dat, gezien communicatie een tweerichtingsweg is, het onmogelijk
is dat één van beide partijen zijn manier van omgaan aan de ander kan opdringen. Ook is het in een evenwichtige relatie zo
dat ze zich nu eens in de symmetrische, dan weer de complementaire vorm zal bevinden, waarbij ieder om beurt of op zijn tijd
de leiding heeft.
In
relaties komt het vaak voor, zeker wanneer ze lange tijd bestaan en routineus zijn geworden, dat de partners zich nog nauwelijks
bewust zijn tot welk type hun omgang met elkaar behoort. Bewustwording en kritische analyse van de manier waarop men met anderen
omgaat is zeker geen overbodige luxe wil men niet terechtkomen in de situatie waarin alles muurvast geraakt.
Als
regel kan men echter stellen dat symmetrische relaties vaak aanleiding geven tot meningsverschillen en ruzies. Dit kan, als
er goede dialoogkanalen bestaan om deze uit te praten, echter veel beter zijn voor een relatie dan het onderhuids voortwoekeren
van conflicten dat kenmerkend is voor complementaire relaties, waar immers de ”ondergeschikte” zijn mening niet
kan of durft uiten.
Vriendelijkheid
Deborah
Tannen stelt de grens tussen gelijke of ongelijke verhoudingen bij het gebruik van de voornaam. Als jij het recht hebt de
ander bij de voornaam te noemen, terwijl de ander dit recht niet heeft bij jou, of als jij de ander de toelating kan geven
je voornaam te gebruiken, dan sta jij in de machtigste positie.
Tannen
vestigt eveneens de aandacht op het feit dat mannen soms misbruik maken van het belang dat vrouwen aan samenhorigheid hechten.
Ze doen dit door hen ongevraagd bij de voornaam te noemen. Ze weten dat een vrouw met haar titel en familienaam aanspreken
afstand creëert en dat vrouwen er daarom meestal de voorkeur aan geven met hun voornaam aangesproken te worden. Volgens Tannen
is dan voor de man de eerste stap gezet om de vrouw andere zaken op te dringen die de afstand nog meer verkleinen. Voor ze
het weet zit ze op die manier in een situatie gemanoeuvreerd waarin ze het contact te familiair vindt maar waar ze niet meer
uit geraakt zonder het saamhorigheidsgevoel zwaar te hypothekeren. Het volstaat in zo'n geval dat de man haar het verwijt
maakt dat ze plots niet vriendelijk meer is om haar een schuldgevoel aan te praten.
Anderzijds
is het eveneens zo, zegt Tannen, dat taal wel woorden bevat om vriendelijk om te gaan met een man, maar niet met een vrouw.
”Kameraad”, ”maat” enz. zijn woorden die in de dagelijkse omgang geen vrouwelijk equivalent hebben.
Als een man tegen een ander zegt ”vriend, wil je eens helpen?” dan toont hij hiermee enkel zijn kameraadschap.
Als hij tegen een vrouw ”Vriendin, kom je eens helpen?” zegt zal hij gegarandeerd het verwijt krijgen dat ze zijn
vriendin niet is. Taal laat dus niet toe dat mannen even los omgaan met vrouwen als met elkaar. Ze zijn dus wel verplicht
voornamen te gebruiken willen ze niet te koel of te oncollegiaal overkomen. Andere omgangsvormen geven op hun beurt dan weer
het gevoel van gebrek aan respect, zodat ook zij niet in aanmerking komen voor een losse, collegiale omgang tussen mannen
en vrouwen.
Afstandelijkheid
en discretie
Weer
een ander probleem is de discretie. Iemand die discreet is en zich zo weinig mogelijk met andermans zaken wil bezighouden
zal vaak als koel en afstandelijk ervaren worden, Waar de mannen meestal elkaars onafhankelijkheid respecteren en de ander
zelf laten beslissen of en wanneer hij erover wil praten, voelt een vrouw dit van haar kant vaak aan als een gebrek aan medeleven
en interesse.
Vrouwen
daarentegen geven blijk van interesse, maar als ze iets dergelijks zouden doen ten overstaan van een man dan zou deze zeker
vinden dat ze indiscreet waren en zou hij op zijn beurt verontwaardigd zijn wegens hun ”bemoeizucht”. Mannen vertrekken
immers van het principe: ”als ik er zelf niet over spreek, dan hebben anderen er geen zaken mee”.
Deborah
Tannen somt in dit verband nog enige andere misverstanden op:
Een blijk van solidariteit om de betrokkenheid te respecteren, kan
overkomen als aanmatigend (een schending van de onafhankelijkheid), neerbuigend (onoprechte solidariteit) of brutaal (een
misplaatste aanspraak op gelijkheid).
Aan
de andere kant kunnen dezelfde manieren van converseren die blijk geven van beleefdheid door het tonen van respect (dus door
bescheiden en niet opdringerig te zijn), ondoelmatig lijken (een teken van zwakte), pedant (voorwenden een hogere plaats in
te nemen) of aanmatigend.
U
ziet het, hoe je overkomt op een ander hangt niet enkel af van hoe je zelf bent, maar ook van hoe de ander je ziet. Dit is
op zijn beurt dan weer vaak functie van diens instelling, karakter en humeur. Niet te verwonderen dus dat menselijke omgang
zo complex is.